Maarten De Ruyck - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/790/590/RUG01-001790590... ·...
Transcript of Maarten De Ruyck - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/790/590/RUG01-001790590... ·...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
Aantal woorden: 23.120
Maarten De Ruyck
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: Prof. Dr. Christopher Parker
COMMISSARIS: Dr. Brecht De Smet
COMMISSARIS: Dr. Sigrid Vertommen
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
¿Agro sí, mina no?
Golven van sociale dynamieken
binnen de controverse
rond het mijnbouwproject Rio Blanco
in Huancabamba, Noord-Peru.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
2
Cinco siglos
Ellos vinieron diciendo Que éramos unos salvajes
A los que tenían que civilizar Luego de quemar robar
Pedir rescates para liberar Empezaron a adoctrinar
En nombre de un ser desconocido Empezaron a perseguir
Todo el conocimiento ancestral
Y al ver correr la sangre de nuestro pueblo Durante estos cinco siglos
Veo que la rebelión se justifica Y que nadie la puede detener
Luego vinieron del norte
Diciendo que éramos atrasados A los que tienen que desarrollar
Después de quedarse con nuestro suelo Nuestro petróleo, nuestro mares
Empezaron a dictaminar Poniendo gobiernos títeres
Para poderlos manejar Y así nuestro pueblo poderlo más sangrar
Tratando de locos asesinos A todo aquel que quiera ver
Por fin nuestra patria en libertad
Mario Tabra
*Mario tabra is een lokale leider en activist in Ayabaca.
Hij was één van de 32 burgers die in 2005
ontvoerd en gemarteld werd door het mijnbouwbedrijf.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
3
VOORWOORD
Vooreerst ontzettend veel dank aan mijn ouders. Omdat ze de maandenlange
uithuizigheid van hun sympathiekste zoon moesten weten te verwerken. Voor de nodige
peptalks in Piura. Voor alle steun tijdens mijn verblijf in Peru. Enorme dank aan mijn
vader voor zijn taalkundige eindcontrole van deze masterproef.
Dank aan prof. Dr. Christopher Parker voor het promotorschap.
Voorts een woord van dank aan allen die mij geholpen hebben bij mijn onderzoek in
Huancabamba:
Aan Tom van den Steen van Catapa voor het leggen van veel belangrijke
contacten in Peru.
Aan Mariatherese voor de enorme hoeveelheid informatie
Aan Gerardo Chamba voor de geruststelling van mijn gemoed bij het
afgrondschouwspel op weg naar Huancabamba.
Aan Manuel Guerrero, Benito Guarnizo en Maria Esther uit Huancabamba.
Een enorme waardering in het algemeen voor de gemeenschap Segunda y Cajas. Voor
hun warme ontvangst en hun vertrouwen. Voor het zeer leerrijke verblijf. Voor hun strijd
om meer sociale en ecologische rechtvaardigheid.
Tenslotte dank aan iedereen die mijn verblijf in Peru tot een onvergetelijke ervaring
heeft gemaakt.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
4
ABSTRACT
Het aanmoedigingsbeleid voor buitenlandse mijnbouwinvesteringen in Peru, gegroeid sinds
de jaren 1990, verschafte het land een enorme economische groei. Maar de ruimtelijke
reorganisatie van het land die de boomende mijnbouwsector met zich meebracht, gebeurde
en gebeurt nog steeds zonder of met heel weinig inspraak van de inheemse
gemeenschappen. Het zeer hoge aantal sociaal-ecologische verdelingsconflicten dat deze
economische ontwikkeling veroorzaakte, stelt de nieuwe Peruaanse nationale regering voor
een enorme uitdaging. Eén van deze sociale conflicten is de ecologische strijd van de
inheemse gemeenschappen Yanta en Segunda y Cajas tegen het mijnbouwproject Río Blanco
in Noord-Peru. Sinds het begin van het conflict in 2003 vielen al zeven dodelijke slachtoffers
te betreuren door gewelddadige, rechtstreekse confrontaties tussen bevolking, politie en
veiligheidsbedrijf.
In deze masterproef willen we nagaan welke sociale dynamieken zich ontwikkelen in de
provincie Huancabamba tijdens dit sociale conflict. Aan de hand van participerende
observatie en kwalitatieve informele interviews bij de lokale bevolking van de gemeenschap
Segunda y Cajas in de provincie Huancabamba, wensen we na te gaan welke impact deze
sociaal-ecologische strijd heeft op de relaties binnen de boerengemeenschap. We zullen
merken dat onder meer de machtsrelaties tussen man en vrouw wijzigden als gevolg van het
lokaal activisme. Daarnaast bekijken we ook hoe het mijnbouwbedrijf en de NGO’s
belangrijke actoren worden in het grassrootsactivisme van de gemeenschap. Opvallend is
ook dat de publieke opinie tegenover NGO’s in de provincie Huancabamba hierbij niet
eenduidig positief is. Voorts zullen we zien in welke mate de slechte, economische situatie
van de lokale boeren in deze provincie ervoor zorgt dat niet iedereen meestrijdt tegen het
mijnbouwproject.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
5
INHOUDSTABEL
Abstract ..............................................................................................................................................4
1. Inleiding ......................................................................................................................................7
2. Mijnbouw en conflict in Peru..................................................................................................... 10
2.1. Mijnbouw als booming sector................................................................................................. 10
2.2. Mijnbouw, democratie en sociale conflicten........................................................................... 14
3. Het mijnbouwproject Río Blanco in Noord-Peru ........................................................................ 19
3.1. De noordelijke sierra en Huancabamba als setting.................................................................. 19
3.2. Río Blanco: een verhaal van hevig lokaal protest: een beknopte chronologische bespreking ... 19
3.3. Een toename aan sociale actoren ........................................................................................... 23
4. Sociale mobilisatie als antwoord op een bedreigde livelihood ................................................... 31
4.1. De ecologische ‘overshoot’ van onze economische ontwikkeling ............................................ 31
4.2. Een nieuwe vorm van ecologisch bewustzijn: het ecologismo popular .................................... 33
4.3. Collectieve actie als verdediging van de eigen livelihood ......................................................... 35
5. Een strategische framekeuze en veranderende sociale relaties in de strijd tegen het Río Blanco-
project .............................................................................................................................................. 35
5.1. Collectieve actieframes als mobilisatiemiddel ......................................................................... 36
5.2. Framing in de strijd tegen het Río Blanco-project ................................................................... 36
5.2.1. Verschillende strategieën voor weerstand ....................................................................... 38
5.2.2. Etniciteit als bindmiddel .................................................................................................. 38
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
6
5.2.3. ‘La naturaleza es la vida’.................................................................................................. 40
5.2.4. De rol van gender in het collectief actieframe .................................................................. 43
5.3. Veranderende genderrelaties ................................................................................................. 47
5.4. Van verbondenheid naar wantrouwen binnen de gemeenschap Segunda y Cajas ................... 49
6. Dynamieken binnen het activisme van sociale bewegingen ....................................................... 53
6.1. Economische situatie en houding van regering: belangrijke factoren in het protest ................ 58
6.2. Counter mobilization van het mijnbouwbedrijf ....................................................................... 58
6.3. NGO’s onder vuur in de provincie Huancabamba.................................................................... 63
6.3.1. Vertegenwoordiging van de rondas campesinas .............................................................. 67
6.3.2. Het volk aan het woord: ‘Corruptie en eigenbelang’ ........................................................ 67
7. Besluit ....................................................................................................................................... 69
8. Literatuurlijst ............................................................................................................................ 73
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
7
1. INLEIDING
Tijdens één van mijn vele busverplaatsingen in Peru, stuit ik in de Peruaanse krant op een artikel over
lokale protesten tegen een mijnbouwproject. Voor de zoveelste keer. Bijna dagelijks staan de lokale
kranten gevuld met artikels over sociale conflicten in Peru. Omdat ik deze keer het dorp, waar de
confrontatie tussen de lokale bevolking en de politie aan de gang is, niet kan lokaliseren, besluit ik de
landkaart erbij te nemen. Nog voor ik deze kan openplooien, zie ik vanuit mijn ooghoek de naam van
het dorp verschijnen op een bord langs de straatkant. Even verder is de straat vernauwd door
versperringen. Een enorme politiemacht zit voor zijn tijdelijk tentenkamp te wachten om de orde te
handhaven bij eventueel nieuwe protestacties van de lokale bevolking. Het is meteen duidelijk: de
dialoog is hier ver zoek. Hier heersen de haat en de repressie.
Het is een typerend beeld van de harde realiteit in Peru: het land kampt vandaag met meer dan 200
sociale conflicten. Het grootste deel van deze protesten vanuit de lokale bevolking is het gevolg van
de (toekomstige) inplanting van een grootschalig mijnbouwproject, waarbij de lokale burger vooraf
niet of nauwelijks geraadpleegd werd. Sinds de jaren 1990 kende de ontginningssector in Peru,
omwille van een stijgende vraag naar grondstoffen en een aanmoedigingsbeleid van de regering
Fujimori, een enorme boom. De mijnbouwsector werd één van de belangrijkste motoren voor de
economische groei in Peru. Maar de kritiek groeide op het feit dat de winsten uit de extractie-
industrie enkel naar een kleine groep begunstigden vloeit en niet of nauwelijks de lokale
economische situatie ten goede komt. In het eerste hoofdstuk van deze masterproef bespreken we
de Peruaanse context waarin de groeiende mijnbouwsector en de bijhorende sociale conflicten
plaatsvinden.
Eén van de actieve sociale conflicten in Peru woedt in de provincie Piura, in het Noorden van Peru. In
2003 verkreeg een Brits bedrijf een aantal concessies om het mijnbouwproject Río Blanco op te
starten. De Peruaanse regering heeft hierbij nooit de gemeenschappen Segunda y Cajas en Yanta, op
wiens gronden de concessies zich bevinden, geconsulteerd. Het mijnbouwproject Río Blanco is
hierdoor, onder meer volgens de Peruaanse landwet, illegaal. In het tweede hoofdstuk schetsen we
de context van het mijnbouwproject, waarbij we vooral focussen op de provincie Huancabamba,
waar het onderzoek voor deze masterproef is uitgevoerd.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
8
In plaats van de boeren van de gemeenschap Segunda y Cajas als passieve slachtoffers weer te
geven, heb ik onderzocht op welke wijze zij hun agency inzetten om verandering te brengen in hun
bedreigde situatie. We bekijken daarom eerst hoe de strijd tegen het Río Blanco-project deel
uitmaakt van een bredere beweging die vecht voor een sociale en ecologische rechtvaardigheid. We
gaan na hoe de negatieve gevolgen van onze economische ontwikkeling een nieuwe vorm van
ecologische bewustzijn deed ontstaan, namelijk het ecologismo popular. Deze term vond ingang door
Martinez-Alier, die het verband legde tussen armoede, milieudegradatie en ecologische
rechtvaardigheid. We zullen zien hoe bij het ecologismo popular de focus vooral komt te liggen op de
verdelingsaspecten binnen ecologische conflicten.
Met deze masterproef wil ik van dichtbij bekijken hoe de lokale boeren van de gemeenschap
Segunda y Cajas zich verenigen in de strijd tegen het mijnbouwproject Río Blanco. Daarbij wens ik na
te gaan welke rol (internationale) NGO’s en andere sociale organisaties spelen in de mobilisatie van
de inheemse bevolking. Het conflict escaleerde snel. Sinds het begin van de strijd tegen het
mijnbouwproject vielen er al zeven doden door rechtstreekse conflicten. Vooral de
boerengemeenschap Segunda y Cajas werd zwaar getroffen. Bovendien wou ik nagaan hoe het
sociale conflict een impact heeft op het dagelijkse leven van de lokale boeren. De focus gaat naar de
impact op de sociale relaties binnen de gemeenschap. Om mijn hoofdvraag ‘Welke sociale
dynamieken spelen er zich af tijdens de strijd tegen het mijnbouwproject Río Blanco binnen de
provincie Huancabamba?’ te kunnen onderzoeken, gebruikte ik de volgende onderzoeksvragen:
Op welke manier worden de lokale boeren gemobiliseerd in de mijnbouwstrijd?
Welke impact heeft het activisme op de sociale relaties binnen de gemeenschap Segunda y
Cajas?
Welke dynamieken zijn bepalend voor de context van het activisme van sociale bewegingen?
Deze vragen behandelen we in de twee laatste hoofdstukken van deze masterproef. In deze twee
laatste hoofdstukken gaat de aandacht eerst naar de keuze van een collectief actieframe in de strijd
tegen het mijnbouwproject en de gevolgen daarvan op de sociale relaties binnen de gemeenschap. In
het hoofdstuk daarop bekijken we welke dynamieken in de strijd zich voordoen in de provincie
Huancabamba door de komst van het mijnbouwbedrijf en (internationale) NGO’s.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
9
Methoden en technieken
Om op deze onderzoeksvragen een antwoord te krijgen, verbleef ik van januari tot maart 2011 in de
stad Huancabamba. De keuze om mij in mijn onderzoek enkel te richten op de gemeenschap
Segunda Y Cajas, en dus niet op de boerengemeenschap Yanta in Ayabaca, die eveneens strijdt tegen
het Río Blanco-project, was vooral ingegeven door praktische overwegingen. De bereikbaarheid
speelde bijvoorbeeld een grote rol. De afstand tussen de verschillende caserios of gehuchten van de
gemeenschap Segunda y Cajas vanuit de stad Huancabamba, waar ik woonde, was dagelijks
gemakkelijk overbrugbaar. De caserios van de gemeenschap Yanta zijn daarentegen veel moeilijker
bereikbaar vanuit de stad Ayabaca. Dagelijks één van deze caserios bereiken, was bijgevolg praktisch
een moeilijke opdracht. Bovendien wou ik in een relatief korte periode zoveel mogelijk informatie
verzamelen door interviews en observaties. Omwille van het grote wantrouwen tegenover
buitenlanders bij de lokale boeren, duurde het een hele tijd alvorens ik het volledige vertrouwen van
het grootste deel van de gemeenschap kreeg.
Voor mijn onderzoek maakte ik vooral gebruik van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden,
waarvan participerende observatie, informele interviews en groepsgesprekken de belangrijkste
waren. In totaal nam ik vijftien interviews af van lokale boeren, vertegenwoordigers van de
gemeenschap en de burgemeester van Huancabamba. Daarnaast organiseerde ik een groepsgesprek
met tien inwoners van de caserio Cumbicus, waarvan het merendeel vrouwen waren. De interviews
werden opgenomen met een dictafoon. Eén kanttekening daarbij echter: tijdens een interview
met behulp van dictafoon praatten mijn informanten beduidend minder openhartig. Vandaar dat
informele gesprekken met de lokale bevolking, zonder dictafoon, tevens een zeer belangrijke
onderzoeksstrategie was. Voorts was ik aanwezig op enkele samenkomsten van de gemeenschap,
onder meer op een vergadering van de gemeenschap Segunda Y Cajas met de burgemeester van
Huancabamba. Ook mijn observaties tijdens de feestelijke bijeenkomst voor de verjaardag van de
gemeenschap waren zeer nuttig voor deze masterproef. De interviews voor deze masterproef
werden uitgevoerd in vier verschillende caserios, namelijk Cumbicus, Cajas Tres Acequias, Cajas
Shapaya en Cajas Canchaque.
Naast deze rechtstreekse informatiebronnen heb ik ook gebruik gemaakt van informatie uit lokale
kranten, archieven van de gemeenschap en sociale organisaties, petities en video’s over het project
van NGO’s en van het bedrijf zelf.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
10
2. MIJNBOUW EN CONFLICT IN PERU
“El Perú... ¿Un mendigo sentado en un banco de oro?”
“Peru...een bedelaar,
zittend op een troon van goud?”
(Antonio Raimondi)
2.1. MIJNBOUW ALS BOOMING SECTOR
Peru heeft een lange geschiedenis van exploitatie van mineralen. Al gedurende de Incacultuur in de
zestiende eeuw en later tijdens de Spaanse koloniale bezetting, was de mijnbouwsector een zeer
belangrijke economische activiteit in Peru. Echter, aan het begin van de zeventiende eeuw raakten
de belangrijkste zilvermijnen in het land uitgeput. De gehanteerde ontginningstechnieken haalden
steeds minder opbrengsten. Pas in de jaren 1990 herleefde de Peruviaanse mijnbouwsector door een
stijgende vraag naar grondstoffen, maar ook door middel van de zogenaamde ‘nieuwe mijnbouw’,
gekenmerkt door het gebruik van modernere en goedkopere technologieën. Door deze
modernisering werd het nu ook rendabel om gebieden met slechts lage concentraties aan mineralen
te ontginnen (Bebbington et al., 2007, p. 7; Moeskops, 2007, p. 3; De Echave et al., 2009, p. 15).
Het was in deze beginperiode van ‘nieuwe mijnbouw’ dat president Alberto Fujimori tijdens zijn
eerste mandaat enkele belangrijke structurele economische hervormingen doorvoerde. Het beleid
richtte zich voortaan op de modernisering van de economie aan de hand van privatisering,
liberalisering en het binnenhalen van buitenlandse investeringen, vooral ook in de mijnbouwsector.
Een groot aantal belangrijke mijnbouwbedrijven startte in de jaren 1990 met exploitatieactiviteiten
in Peru. Mede door de verhoogde vraag naar grondstoffen, boomde de Peruviaanse mijnbouwsector
met een verbluffende snelheid. Tussen 1990 en 2000 vervijfvoudigden de investeringen in de
mijnbouwsector in Peru. Eind jaren 1990 leefde ongeveer 55 procent van de Peruviaanse
boerengemeenschappen in een gebied dat op een bepaalde manier beïnvloed werd door een
mijnbouwproject (Bebbington et al., 2007, p. 7; Moeskops, 2007).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
11
Sindsdien heeft Peru zich ontwikkeld tot de belangrijkste producent van zilver in de wereld.
Daarnaast is het land ook één van de grootste leveranciers van koper, zink en goud (Moeskops, 2007;
Salazar, 2010). De concurrentiekracht van Peru in de wereldwijde mijnbouwindustrie neemt elk jaar
toe. De grote aantrekkingskracht voor mijnbouwinvesteringen in Peru is vooral het gevolg van een
toenemende politieke stabiliteit en een aanmoedigingsbeleid van de overheid. De mijnbouw
vertegenwoordigt in Peru ondertussen ongeveer 60 procent van de totale inkomsten uit export
(Salazar, 2008). Het aantal mijnbouwconcessies rijzen de laatste jaren als paddenstoelen uit de
grond: de laatste twintig jaar telt het land tien keer meer gebieden, bestemd voor mijnbouw (Nores,
2010; Observatorio de Conflictos Mineros en el Perú, 2011).
Bovendien blijven de metaalprijzen ondertussen steeds verder stijgen. De groei in de
mijnbouwsector zou dus tot een enorme economische groei en tevens armoedevermindering
moeten leiden. Toch lijkt deze stijgende economische welvaart niet meteen een grote invloed te
hebben op het reduceren van de kloof tussen rijk en arm. Peru behoort nog steeds tot de armste
landen van Zuid-Amerika. Volgens Gambetta (2009, p. 15) is dit onder meer het gevolg van een
inefficiënte toepassing van sociale programma’s en een slecht armoedereductiebeleid van de
Peruaanse regering.
Er heerst dan ook heel veel kritiek op het mijnbouwbeleid van de regering onder president Alan
García. Vooral het gunstige belastingsbeleid stuit op veel verzet. De royalty tax, als gevolg van de
zeer hoge metaalprijzen, is in Peru met één tot drie procent relatief laag. Bovendien blijven veel
grote mijnbouwbedrijven gespaard van deze royalty’s. Deze regeling is het resultaat van vorige
contracten gedurende de regering Fujimori, maar werd ook in 2006, ondanks een andere
verkiezingsbelofte, gehandhaafd door de regering García (Salazar, 2008; Business Monitor
International, 2010). Wel werd een ‘vrijwillige bijdrage’ ingevoerd waarbij de grote
exploitatieondernemingen geld leveren aan een gelijkheidsfonds voor armoedebestrijding. Ongeacht
het feit dat verscheidene fondsen, in het leven geroepen door mijnbouwbedrijven, de lokale
ontwikkeling proberen te bevorderen, rijzen er toch ook heel wat twijfels over deze fondsen. Vooral
het gebrek aan transparantie veroorzaakt veel wantrouwen. Wordt het geïnde geld van de fondsen
wel eerlijk verdeeld? En wordt het geld wel degelijk aan de lokale gemeenschappen bezorgd?
(Salazar, 2006; Moeskops, 2007, p. 14-17).
Het contrast tussen deze vrijwillige bijdrage en de inkomsten voor de bedrijven blijft bovendien
ontzettend groot, waardoor het debat om mijnbouwbedrijven meer royalty’s te laten betalen, steeds
weer oplaait. Volgens critici zijn de voorwaarden wel voor de bedrijven verbeterd, maar kunnen de
lokale boerengemeenschappen niet of nauwelijks van deze winsten genieten. Bovendien blijft het
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
12
enkel de lokale bevolking die voor de kosten moet opdraaien. De gezondheidsproblemen en de
enorme milieuschade als gevolg van mijnbouwactiviteiten betekenen voor de lokale bevolking
immers steeds een groot inkomensverlies (Moeskops, 2007; Gonzalez, 2007). De Wereldbank stelde
al in 2005 dat “de politieke wil in Peru te zwak is om de ecologische gevolgen van mijnbouw op te
vangen” (Bebbington et al., 2007, p. 8). Volgens de Wereldbank investeert Peru te weinig om de
enorme kosten voor het bestrijden van de milieuvervuiling te kunnen dekken en investeert het
daarnaast te weinig in onderzoek naar meer duurzame technologieën (Salazar, 2008; Orihuela, 2008).
Ook de Peruviaanse economist Orihuela is niet optimistisch over het huidige Peruviaanse
mijnbouwbeleid: “Fortunately, Peru is still a very rich country in mineral resources. The clear truth
is that if there is no adequate mineral revenue allocation into other types of capital within the
sector, this activity will not be sustainable.” (Orihuela, 2008, p. 2).
Daarnaast is het helemaal niet zeker dat de mijnbouwsector in Peru wel degelijk ook bijdraagt tot de
lokale economische ontwikkeling. Peruaanse bedrijven voldoen meestal niet aan de technologische
eisen die de grote mijnbouwbedrijven voorop stellen, waardoor zij niet kunnen meegenieten van de
stijgende economische activiteiten. Als er al een ontwikkeling is van de lokale economie, dan zal deze
eerder voorkomen in Lima, aan de havens aan de kust en in belangrijke stedelijke gebieden in de
Peruaanse Sierra. Het is echter vrij onwaarschijnlijk dat armoedevermindering ook in de afgelegen
landbouwgebieden in de Andes of de Amazone, rondom de mijnen, echt realiteit zou worden
(Extractive Industries Review, 2003, p. 14; Moeskops, 2007; De Echave et al., 2009).
Patricia Gonzalez, onderzoekster bij het IDRC, stelt dat de ontginning van niet-hernieuwbare
grondstoffen verscheidene negatieve impacten met zich mee kan brengen, waardoor het van uiterst
belang is om een situatie te creëren waarin “the country, regions and localities in where mining
activity takes place have a direct share in the wealth produced by exploitation of their mineral riches
in a way that translates into an improvement in their inhabitants’ quality of life and level of well-
being. (IDRC, 2004, p.12)”.
Momenteel is ongeveer 15 procent van het grondgebied van Peru in concessie gegeven aan de
mijnbouw. Het overgrote deel van deze concessies bevindt zich in gebieden die traditioneel in het
bezit zijn van boeren en inheemse gemeenschappen (Catapa, 2010, p.3; Nores, 2010). Het gebrek
aan decentralisatie en burgerparticipatie in het Peruaanse mijnbouwbeleid zorgt er onder meer voor
dat het land te kampen heeft met verscheidene sociale conflicten (Moeskops, 2007, p. 24).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
13
Figuur 1: Kaart van de mijnbouwconcessies in Peru (november 2009)
(Bron: CooperAcción)
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
14
2.2. MIJNBOUW, DEMOCRATIE EN SOCIALE CONFLICTEN
De voorbije jaren laaiden in Peru verscheidene hevige sociale conflicten op tussen de lokale
bevolking en mijnbouwbedrijven. De geschillen gaan vaak gepaard met rechtstreekse confrontaties
waarbij de materiële kosten hoog oplopen. Bovendien hadden ze al verscheidene keren het verlies
van mensenlevens tot gevolg (Moncloa, 2007, p. 13). Toch is de ontwikkeling van sociale conflicten,
als gevolg van mijnbouwactiviteiten, geen recent fenomeen. We zien dat gedurende de laatste
tientallen jaren de expansie van de mijnbouwsector in verschillende Zuid-Amerikaanse landen steeds
gepaard ging met de opkomst van een groot aantal conflicten tussen mijnbouwbedrijven en de lokale
bevolking (De Echave, 2004). Volgens José De Echave (2004, p. 4) veroorzaakt iedere versnelde groei
van mijnbouwactiviteiten een conflictueuze situatie waarbij lokale gemeenschappen antwoorden als
“ecosystem guardians in the face of an external stakeholder’s arrival”.
Volgens de rapporten van Defensoría del Pueblo, een nationale ombudsdienst die waakt over het
respect voor de mensenrechten, heeft Peru momenteel te kampen met 233 sociale conflicten. Maar
liefst 117 hiervan of 50,2 procent zijn sociaal-ecologische conflicten (Defensoría del Pueblo, 2011, p.
6). De sociale conflicten rond het thema milieu zouden tijdens de periode tussen 2002 en 2007 met
40 procent gestegen zijn (Salazar, 2008; Defensoría del Pueblo, 2011). Een groot deel van deze
sociaal-ecologische geschillen staat in verband met mijnbouwprojecten. Volgens het Defensoría del
Pueblo zou zeven op tien sociaal-ecologische conflicten in Peru veroorzaakt worden door een
mijnbouwproject (Bebbington et al., 2007, Fierro, 2010; Defensoría del Pueblo, 2009, 2011). Ondanks
het feit dat er in het laatste jaar een zeer lichte daling merkbaar is van het aantal nieuwe actieve
sociale conflicten, blijven de vele sociale onrusten bij de plaatselijke bevolking een prangend
probleem in Peru. De verdere uitbouw van de mijnbouwsector, met aandacht voor de rechten van
lokale gemeenschappen, is daarbij nog steeds één van de grootste actuele uitdagingen van Peru (De
Echave, 2004; Defensoría del Pueblo, 2011). In haar rapport ‘Los conflictos socioambientales por
actividades extractivas en el Perú’ verwoordt het Defensoría del Pueblo verscheidene aanbevelingen,
zowel voor de staat, de bedrijven, als voor de lokale gemeenschappen en sociale organisaties om de
dialoog tussen de betrokken partijen van een mijnbouwproject te bevorderen en voldoende
mechanismen in te bouwen die sociale conflicten kunnen voorkomen (Defensoría del Pueblo, 2007,
p. 54-76; El Comercio, 2007).
Sociale conflicten worden op de eerste plaats gecreëerd door verschillen in posities en doelstellingen
van de verschillende actoren. Deze onenigheden genereren spanningen en wrijvingen, die
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
15
uiteindelijk soms uitmonden in permanente protesten en rechtstreekse gewelddadige confrontaties.
In gebieden gerelateerd aan mijnbouwprojecten zijn er tal van factoren die een verklaring kunnen
bieden voor het groot aantal sociale conflicten. Vaak heerst er bij het merendeel van de lokale
bevolking een negatieve beeldvorming over grootschalige mijnbouw als gevolg van de gekende
schadelijke effecten van de ontginningsprojecten. De verstoring van de lokale economieën, de
slechts beperkte opstoot van werkgelegenheid, de (verwachte) milieudegradatie,
gezondheidsproblemen en landproblematiek veroorzaken heel wat onvrede bij de lokale
gemeenschappen in mijnbouwgebieden, maar ook veel onrust bij de plaatselijke bevolking in nog
niet ontgonnen concessiegebieden. De gecreëerde verwachtingen voor een economische
ontwikkeling kunnen op het lokale niveau vaak niet ingelost worden en worden bovendien meestal
teniet gedaan door de veroorzaakte milieuschade (Moeskops, 2007). Deze onrust bij de lokale
boerengemeenschappen verklaart heel vaak het lokale protest en het ontstaan van gewelddadige
confrontaties. De plattelandsbevolking probeert de oorspronkelijke economische structuur, die hen
ten minste met zekerheid in hun levensonderhoud verzekerde, staande te houden. Het grootste
probleem is dus een gevolg van het gebrek aan een passende regeling met de plaatselijke bevolking
over het gebruik van de lokale natuurlijke bronnen (Moncloa, 2007, p. 15). De fundamentele
verschillen in de visies over de territoriale ontwikkeling van het platteland tussen de lokale
gemeenschappen en de mijnbouwbedrijven zijn bijgevolg stimulansen voor sociale conflicten die
nieuwe investeringen in projecten kunnen ontmoedigen, alsook de start van nieuwe projecten
kunnen vertragen (Moncloa, 2007; Tanaka et al., 2007; Bebbington et al., 2007, p. 9-10).
Daarnaast is de combinatie van de toepassing van nieuwe technologieën enerzijds, en snelle
prijsstijgingen voor mineralen op de wereldmarkt anderzijds, heel vaak de oorzaak van lokale
protesten. Beide contexten hebben er immers voor gezorgd dat bepaalde gebieden in Peru, die
vroeger nauwelijks gekend waren en als niet erg commercieel attractief gezien werden in de
ontginningsindustrie, nu ook bijzonder rendabel werden voor extractieactiviteiten.
Mijnbouwprojecten werden en worden bijgevolg nu ook gepland in gebieden die traditioneel geen
mijnbouwtraditie hebben. Een groot deel van de hevigste conflicten doen zich voor in dergelijke
gebieden. Ook het mijnbouwproject Río Blanco in Piura is hier een uitstekend voorbeeld van
(Bebbington et al., 2007, p. 9).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
16
Ongelijke machtsverhoudingen
Om deze sociale conflicten af te stoppen, moet er in de eerste plaats ‘een dialoogcultuur’ komen,
waarin op een geïnstitutionaliseerde wijze zowel staat, regering, verschillende autoriteiten,
mijnbouwbedrijven, lokale gemeenschappen, sociale organisaties en media participeren (Expreso,
2011). Het Defensoría del Pueblo ziet op dit gebied al enkele positieve tendensen en wijst onder
meer op het ontstaan van beduidend meer platformen voor een permanente dialoog. De
ombudsdienst omschrijft de belangrijkste werkpunten hieromtrent als “de blijvende inzet voor meer
dialoog, de continue oproep voor de beslechting van geschillen door middel van de rechtsstaat en de
dringende eis dat alle betrokken partijen binnen sociale conflicten de fundamentele rechten van
iedereen waarborgen” (Defensoría del Pueblo, 2010, p. 12).
Toch blijkt steeds weer dat het niet evident is om evenwichtige platformen voor een permanente
dialoog rond mijnbouwprojecten levendig te houden. Het is opvallend dat het optreden van de staat
momenteel eerder gericht is op een reactieve dialoog, met andere woorden op het herstellen van de
eensgezindheid, de demobilisatie van protesten, het minimaliseren van de gevolgen van
confrontaties en het vermijden van eventuele herhalingen van deze protesten (Tanaka et al., 2007, p.
9). Bovendien zien we dat ongelijke machtsverhoudingen tussen de verschillende actoren een
evenwichtige dialoogcultuur vaak in de weg staan. De relaties tussen de staat, mijnbouwbedrijven en
lokale gemeenschappen worden immers gekenmerkt door een enorme asymmetrie. Niet enkel, zoals
hierboven gesteld, op het vlak van posities en doelstellingen, maar ook in verband met een ongelijke
toegang tot politieke macht, informatiebronnen en communicatieplatformen (Bebbington et al.,
2007, p. VII).
Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat in de discussie over het economische potentieel van het
platteland ook de opinie van de lokale gemeenschappen voldoende gemediatiseerd wordt, zodat hun
visies kunnen dialogeren met de doelstellingen van de staat en van de extractie-industrie.
Bebbington et al. (2007) merken op dat de Peruaanse pers wel degelijk een belangrijke rol speelt in
deze debatten. Door aandacht te schenken aan de pijnpunten van het beleid rond
mijnbouwprojecten, kan de pers constructief bijdragen aan een betere dialoog. Toch hebben,
volgens het rapport van de Peru Support Group, bepaalde gedrukte media het conflict over
mijnbouw alleen maar aangewakkerd (Bebbington et al., 2007, p.10). Zo wordt over deze sociale
conflicten heel vaak in termen van terrorisme of militarisering gesproken, zoals ook gebeurd is bij de
Río Blanco case (Bebbington et al., 2007, p. 10; Aprodeh, n.d.).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
17
Naast de demonisering van het sociale protest, merken we dat ook andere factoren een
evenwichtige dialoogcultuur in de weg staan. Gedurende de laatste jaren zien we bijvoorbeeld dat de
staat het definitieve antwoord over de industriële ontwikkeling van verscheidene gebieden pas
bekend maakt, wanneer de mijnbouwbedrijven hun concessies al in handen hebben. Met andere
woorden: in de meerderheid van de gevallen hebben de gemeenschappen en hun lokale autoriteiten
geen inbreng gehad in het debat over de toekomst van hun grondgebied. De extractieve rechten die
verleend worden aan de bedrijven overlappen immers ook de landeigendomsrechten van agrarische
gemeenschappen en van lokale boeren. Landeigendomsrechten worden vaak genegeerd met het
argument dat natuurlijke grondstoffen eigendom zijn van de staat, die dus de soevereine macht
heeft over het gebruik en de exploitatie ervan. De lokale bevolking beschikt in de realiteit bijgevolg
niet over het recht om te beslissen wat er gebeurt op hun land, mede ook doordat het MINEM
besloot de lokale gemeenschappen geen vetorecht te verlenen in de discussie over de
mijnbouwactiviteiten in hun regio. Volgens het Defensoría del Pueblo zou, bij het bestaan van een
dergelijk vetorecht, in de meerderheid van de gevallen, exploratie voor mijnbouw niet haalbaar zijn
(Moeskops, 2007; Bebbington et al., 2007, p. 10; Moncloa, 2007, p. 18).
Het onvoldoende respect voor de rechten van lokale gemeenschappen veroorzaakt een enorme
polarisatie in extreme conflicten, die gekenmerkt worden door confrontaties tussen de
gemobiliseerde burger, de staat als eigenaar van de natuurlijke grondstoffen en de
mijnbouwbedrijven als concessiehouders. Alejandra Alayza Moncloa (2007, p. 20) ziet in deze
conflicten de uitdrukking van “een extreme zwakte van de staat bij de regulering van de
ontginningsindustrie en bij de respectering van de rechten van de lokale bevolking”. De kritiek op het
Ministerie van Energie en Mijnen, het MINEM, laait dan ook steeds weer op. Het MINEM wordt
gezien als de belangrijkste instantie voor de promotie van mijnbouwprojecten, alsook voor de
controle en regulering van de bedrijven. Vooral de naleving van de sociale en ecologische
verbintenissen door de mijnbouwbedrijven is hierbij een belangrijk aspect. Critici wijzen op een
gebrekkige regulering en controle door het MINEM en betreuren dat deze overheidsdienst vooral
wantrouwen creëert bij de lokale bevolking. Met nog meer conflictsituaties als gevolg (Bebbington
et al., 2007; Moncloa, 2007; De Echave et al., 2009).
Een constante in de mijnbouwgeschillen is eveneens de vraag van de lokale bevolking naar meer
informatie over de projecten en hun economische, ecologische en sociale gevolgen. De
ombudsdienst Defensoría del Pueblo vermeldt steeds opnieuw in haar rapporten dat de inspraak van
de lokale bevolking nog steeds onvoldoende is om een effectieve participatie van de lokale
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
18
gemeenschappen te garanderen en om hun bezorgdheid over de negatieve gevolgen van dergelijke
projecten serieus te nemen (Defensoría del Pueblo, 2010).
Sociale conflicten tussen de ontginningsindustrie, staat en lokale gemeenschappen zijn zeer
gecompliceerd en ontstaan in een sociale context waar verschillende krachten op elkaar inwerken.
De huidige, onhoudbare situatie is een duidelijk signaal voor de Peruaanse staat, die, via een
bemiddelende rol, de bescherming van de rechten van de lokale gemeenschappen moet garanderen.
Want in het dilemma ‘mijnbouw versus landbouw’ bestaat immers geen sluitend en geen definitief
antwoord. Terwijl de staat en de mijnbouwbedrijven een toekomstige welvaart via landbouw
associëren met een blijvende armoede op het platteland, proberen lokale actoren steeds weer aan te
tonen dat het onzeker is of mijnbouw de lokale ontwikkeling significant zal bevorderen (Moncloa,
2007; De Echave, 2009).
Ondertussen heerst ook veel ongerustheid over een sterke protestlobby binnen de staat en de
buitenlandse bedrijven in Peru. Dat blijkt onder meer uit documenten, die dateren van 2005 en
recent via Wikileaks zijn gelekt. Bovendien werd daardoor duidelijk dat bedrijven en de Peruaanse
regering samenwerken om de leiders van het verzet tegen mijnbouw op de voet te volgen. De
documenten bewijzen “de nauwe dialoog tussen buitenlandse ambassades en mijnbouwbedrijven in
Peru, de gedeelde ongerustheid over het protest van lokale actoren, en de voorgestelde mechanismes
om dat protest te fnuiken” (Willems, 2011). Er wordt eveneens met argwaan gekeken naar
internationale NGO’s die de ongeschoolde lokale bevolking manipuleert en desinformeert, om op die
manier een anti-mijnbouwhouding door te drukken. De indirecte financiering van lokaal protest door
NGO’s wordt hierbij ook geviseerd (Expreso, 2011; The Guardian, 2011; Willems, 2011).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
19
3. HET MIJNBOUWPROJECT RÍO BLANCO IN
NOORD-PERU
3.1. DE NOORDELIJKE SIERRA EN HUANCABAMBA ALS SETTING
In het Noorden van Peru, op minder dan 50 kilometer van de Ecuadoriaanse grens, bevinden zich één
van de grootste koperreserves van het land. Tussen 1999 en 2003 verkreeg het Britse bedrijf
Monterrico Metals verscheidene concessierechten voor de realisatie van het mijnbouwproject Majaz,
dat later Rio Blanco werd genoemd. De nieuwe naam verwijst naar de rivier die grenst aan de plaats
van het project en tevens de grens vormt tussen Peru en Ecuador. Monterrico Metals, sinds 2007
voor 89,9 procent in handen van het Chinese consortium Zijin, heeft ook verscheidene andere
dochterondernemingen die werkzaam zijn in de mijnbouwsector in Peru. In 1996 richtte Monterrico
Metals uiteindelijk de nieuwe dochteronderneming Minera Majaz S.A. op. De verleende concessie
slaat op een gebied van 64,72 km² dat bestemd is voor de realisatie van een grootschalige open pit-
mijn. Het Britse bedrijf verwacht op deze plaats, gedurende een periode van 20 jaar, een jaarlijkse
ontginningsproductie van 25 miljoen ton aan mineralen, waarvan ongeveer 200.000 ton
geconcentreerde koper en 2.500 ton molybdeen. De kanalisatie van het slib zal gebeuren via een
pijpleiding van ongeveer 300 kilometer naar de haven van Bayovar (Piura), waar de extractie zal
plaatsvinden en de grondstoffen over zee zullen getransporteerd worden naar de internationale
markten. Bovendien is, zoals Monterrico Metals in 2006 reeds aankondigde, het project Rio Blanco
mogelijk een begin van een groter ‘mijnbouwdistrict’ (Bebbington et al., 2007, p. 19-20; Observatorío
de Conflictos Mineros en el Perú, 2007, p. 1; Minería Online, n.d.).
Het project bevindt zich in de noordelijke cordillera van de Andes in het departement Piura, meer
bepaald in de provincies Ayabaca en Huancabamba, op hoogtes tussen 2.200 en 2.800 meter. Het
gebied dat onder deze concessierechten valt, zijn de territoria van de inheemse
boerengemeenschappen Yanta (Ayabaca) en Segunda y Cajas (Huancabamba). Hoewel deze gronden
niet of bijzonder dun bevolkt zijn en niet intensief bewerkt worden, worden de velden wel gebruikt
voor de begrazing en als ‘reservegebieden’. Daarnaast reikt het gebied, dat een impact zal
ondervinden van de mijn, tot verscheidene districten in de regio San Ignacio, Cajamarca. Deze
districten worden immers bevoorraad met water door de rivier Chinchipe, die water ontvangt van de
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
20
rivier Rio Blanco. Een zeer groot deel van de bevolking in deze ‘impactgebieden’ zijn voor hun
levensvoorziening afhankelijk van de productie van organische producten, zoals koffie, suiker en
bananen (Bebbington et al., 2007, p . 20).
In deze gebieden bevinden zich verscheidene belangrijke waterbronnen voor de regio. Daarnaast
liggen, in of vlakbij deze concessiegebieden, ook zeer fragiele ecosystemen met een zeer rijke
biodiversiteit, zoals paramos en nevelwouden. Deze ecologische zones zijn, door de opslag en
regeling van de waterstromen naar de lagere gebieden van de Andes, ontzettend belangrijk voor de
watervoorziening en economische activiteiten in de departementen Piura en Cajamarca. Bovendien
liggen ze aan de bron van veel rivieren. Dergelijke ecosystemen dragen ook bij tot het controleren
van de globale opwarming van de aarde door de opslag van atmosferisch koolstof (Moncloa, 2007, p.
119-121).
Het onderzoek in deze masterproef spitst zich toe op de lokale gemeenschappen van de provincie
Huancabamba. Op onderstaande kaart is te zien dat momenteel ongeveer 30 procent van de totale
oppervlakte van deze provincie verleend is aan mijnbouwconcessies. De concessiegebieden voor het
project Rio Blanco bevinden zich in het uiterste noorden van de provincie, in het district El Carmen de
la Frontera, vlakbij de grens met Ecuador.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
21
Figuur 2: Toegekende concessiegebieden voor mijnbouw in de provincie Huancabamba
(Bron: CooperAcción)
De provincie Huancabamba ligt in de cordillera in het departement Piura, met als hoofdstad Piura. In
het noorden grenst de provincie aan Ecuador, in het westen aan de regio Ayabaca en in het oosten
aan de provincie Cajamarca. De verplaatsing van Piura, de dichtst bijliggende grootstad, naar het
provinciale hoofdstadje met dezelfde naam Huancabamba, neemt minstens acht uur in beslag en kan
in het regenseizoen oplopen tot vijftien uur. Nochtans is de afstand slechts iets meer dan 200
kilometer. Vanuit Piura is de stad Huancabamba, bijna 2.000 meter boven het zeeniveau, immers
uitsluitend te bereiken via een zeer bochtige onverharde bergpas doorheen adembenemende
tropische landschappen. Huancabamba is ondanks zijn geïsoleerde ligging een zeer sfeervol stadje.
Huancabamba is bij de meeste Peruanen vooral bekend door Las Huaringas, een paramogebied in
het district El Carmen de la Frontera met veertien meren op 4.000 meter hoogte. De meren zijn
vooral gekend door hun ‘genezend water’. In het gebied wonen dan ook veel natuurgenezers met
uitgebreide kennis van genezende kruiden, de zogenaamde sjamanen. Peruanen uit het hele land
bezoeken Huancabamba om zich te laten behandelen door deze sjamanen. Ook mede door de
natuurlijke schoonheid van de omringende bergen trekt de provincie behoorlijk veel toeristen aan.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
22
Maar door zijn moeilijke ligging en bereikbaarheid mag Huancabamba slechts sporadisch
buitenlandse toeristen begroeten.
De provincie Huancabamba telt ongeveer 125.000 inwoners, waarvan ongeveer 109.000 rurale
bevolking en ruim 15.000 mensen in urbane zones. Van laatstgenoemde groep leven ongeveer 8.000
mensen in de stad Huancabamba, het administratieve en economische centrum van de provincie.
Ruim 12.000 mensen wonen in het district El Carmen de la Frontera, waar de concessies voor het
project Rio Blanco zich bevinden. Ruim tachtig procent van de totale tewerkgestelde bevolking in
deze provincie is actief in de landbouw. Ook in de andere provincies, die getroffen zouden worden
door het mijnbouwproject, leeft de overgrote meerderheid van de landbouw. Echter, Huancabamba
en Ayabaca zijn de twee provincies van Piura waar de werkloosheidsgraad beduidend het hoogst ligt.
Ongeveer 65 procent van de bevolking in deze regio zou onder de armoedegrens leven. Cijfers van
het INEI tonen aan dat het departement Piura een hoger armoedepercentage heeft dan het
nationale gemiddelde. Volgens gegevens uit 2007 is duidelijk te merken dat, in relatieve cijfers, de
provincies Ayabaca en Huancabamba de armste regio’s in Piura zijn met ongeveer 75 procent van de
bevolking onder de armoedegrens. Niet iedereen beschikt over toegang tot basisvoorzieningen, een
groot deel van de bevolking heeft te kampen met ondervoeding en analfabetisme is nog steeds,
vooral bij vrouwen, een groot probleem. Net deze twee provincies in het departement Piura vallen
onder concessiegebieden voor het project Rio Blanco (Bebbington et al., 2007; INEI, n.d.).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
23
3.2. RÍO BLANCO: EEN VERHAAL VAN HEVIG LOKAAL PROTEST: EEN
BEKNOPTE CHRONOLOGISCHE BESPREKING
2003: Goedkeuring door het MINEM zonder raadpleging van inheemse gemeenschappen. Het
mijnbouwproject Río Blanco veroorzaakt al verscheidene jaren zeer hevig sociaal protest. Sinds 2003
werden de protesten, confrontaties en conflicten tussen de lokale boerengemeenschappen en het
bedrijf steeds heviger. Eén van de belangrijkste punten in de case Río Blanco is het in vraag stellen
van de legaliteit van het project en de bijhorende vergunningen door het MINEM. In de Peruaanse
landwetgeving is immers opgenomen dat toestemming van de Algemene Vergadering van de lokale
gemeenschap nodig is om op de gemeenschappelijke gronden van deze gemeenschap
ontginningsactiviteiten te mogen uitvoeren. Enkel met minimaal twee derde van de stemmen van
alle leden van de gemeenschap kunnen dergelijke projecten goedgekeurd worden.
De dochteronderneming Minera Majaz S.A. legde slechts enkele documenten aan het MINEM voor.
Geen enkele van deze documenten werd door de meerderheid van de leden van de lokale
gemeenschappen Yanta en Segunda Y Cajas goedgekeurd. Zo presenteerde het bedrijf op 9 juli 2002
een document waarin een autorisatie werd verleend door enkele leden van de bestuursraad van
Segunda Y Cajas voor seismisch onderzoek. Hoewel het document niet werd goedgekeurd door de
wettelijke vereiste tweederde-meerderheid, verleende het MINEM in 2003 toch haar toelating aan
de onderneming voor een exploratief onderzoek en een ecologische impactstudie tussen november
2003 en november 2006. Bovendien werden de bestuurders van de gemeenschap Segunda Y Cajas
reeds in mei 2003 unaniem door de leden opzij gezet en werd het document, dat ondertekend werd
in juli 2002, geannuleerd. Beide gemeenschappen gaven het MINEM geen autorisatie voor de
toegang voor de onderneming op hun grondgebied. De Peruaanse regering raadpleegde de lokale
gemeenschappen dus niet vooraf en schond op die manier niet alleen de eigen Peruaanse landwet
en de wet van boeren- en inheemse gemeenschappen, maar ook de rechten van inheemse volkeren
volgens conventie 169 van de IAO, dat ook Peru ondertekend heeft (Moeskops, 2007, p. 9; Moncloa,
2007, p. 122-123).
April 2004: De eerste protestmars. Omdat de gemeenschappen geen enkel antwoord kregen op de
eis van de terugtrekking van het mijnbedrijf, besloten de gemeenschappen en rondas campesinas
naar het mijnkamp Henry’s Hill te stappen. In april 2004 kwam uiteindelijk een eerste protestmars
van ongeveer 5.000 boeren uit de provincie Huancabamba tegen het bedrijf Minera Majaz S.A. op
gang. De optocht trok naar het basiskamp van het mijnbouwbedrijf om de terugtrekking van de firma
te eisen. Tijdens het protest kwam het tot een gevecht met de politie waarbij één van de
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
24
actievoerders om het leven kwam. Volgens de politie viel de man van een heuvel, volgens
ooggetuigen werd hij in het hoofd geraakt door een traangasgranaat.
Juli 2004: Oprichting van een platform voor meer dialoog. Als reactie op de hevige protesten richtte
de regionale regering van Piura een platform op voor meer participatie van alle belangrijke actoren
bij de voorbereiding van een milieueffectenstudie over de mijn. De leiders van de lokale
gemeenschappen en verscheidene sociale organisaties trokken zich echter al snel terug omdat zij van
mening waren dat het instituut, dat de ‘dialoogtafel’ mee faciliteerde, vooral het mijnbedrijf
begunstigde en zich dus niet neutraal opstelde. In juli 2005 kwam definitief een einde aan dit
initiatief (Bebbington et al., 2007; Moncloa, 2007).
Juli 2005 – augustus 2005: Een tweede optocht. Een jaar later, op 25 juli 2005, organiseerden de
leden van de boerengemeenschap Yanta, vergezeld van de gemeenschap Segunda y Cajas, een
tweede optocht naar het mijnbasiskamp. Ook nu vielen er één dodelijk slachtoffer en verscheidene
zwaargewonden in een confrontatie met de politie. Dit gebeurde in de provincie Huancabamba, toen
de politie het kamp van de protesterende burgers aanviel. De lokale manager van het
mijnbouwbedrijf zou de politie opgehitst hebben. De politie kreeg steun van het veiligheidsbedrijf
Forza om de manifestanten te intimideren en te mishandelen. Volgens Magdiel Carrión Pintado van
CONACAMI werden de demonstranten “gefolterd en behandeld als terroristen”. In 2009 werden
uiteindelijk enkele politieagenten van het PNP veroordeeld voor de opsluiting en mishandeling van
32 boeren en manifestanten.
Op het moment van de tweede gewelddadige confrontatie werd ook een commissie samengesteld
door Daniel Turley, de bisschop van Chulucanas, Miguel Palacin van CONACAMI en Javier Aroca van
Oxfam Amerika, met als doel de dialoog te bevorderen en de conflictueuze situatie te bezweren. Een
missie om met een helikopter van de politie enkele commissieleden in het gebied van het basiskamp,
waar op dat moment zowel lokale boeren als politie zich bevonden, te droppen, mislukte echter. De
politie verhinderde de toegang van het basiskamp aan de commissie wegens ‘te gevaarlijk’. Toen op
30 juli 2005 de krant El Correo de Piura met een mediacampagne begon, gericht tegen leden van de
commissie, besloot deze op te houden met haar pogingen tot dialoog. Het was meteen het begin van
een nieuwe conflictperiode waarin verscheidene Peruaanse media een ‘mediaoorlog’ voerden tegen
allerlei actoren die zich verzetten tegen het project Majaz S.A.. Daarnaast werd de periode na de
tweede optocht ook gekenmerkt door het ontstaan van nieuwe sociale organisaties en andere
initiatieven tot meer dialoog, die telkens opnieuw op niets uit draaiden (El Regional de Piura, 2005;
Bebbington et al., 2007).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
25
September 2005: Oprichting FDSFNP. In september werd het Frente por el Desarrollo Sostenible de
la Frontera Norte del Perú gevormd. Het FDSFNP groepeert zowel burgemeesters uit de getroffen
provincies, als leiders van boerengemeenschappen en lokale bewegingen. In november 2005 diende
het FDSFNP bij het MINEM een voorstel in tot een dialoog, die zou moeten resulteren in een
referendum waarin de burger zou kunnen beslissen over de toekomst van het Río Blanco-project.
Tussen januari en april 2006: Enkele bijeenkomsten tussen het FDSFNP en MINEM. Het FDSFNP
werd voor een bepaalde tijd de erkende tegenpartij in besprekingen met het MINEM. Toch bleven de
resultaten van de ontmoetingen zeer beperkt. Onder meer na een nieuwe gewelddadige
confrontatie in Huancabamba tussen voorstanders van de mijn en onder meer leden van het FDSNP,
schorste het MINEM eenzijdig de dialoog. Nadien probeerde het FDSFNP talloze malen het
dialoogproces te heropstarten, zonder enig resultaat.
12 maart 2006: Gewelddadige aanval. Tijdens een vreedzaam congres over mijnbouw, landbouw en
duurzame ontwikkeling in de stad Huancabamba werden verschillende tegenstanders en
wetenschappers brutaal aangevallen. De aanval werd geleid door Raúl Urbina, de Social
Responsibility Manager van Monterrico Metals. Verscheidene mensen geraakten hierbij gewond. De
foto’s en video’s van de bestorming werden materiële bewijzen voor de ernstige
mensenrechtenschendingen die door het mijnbouwbedrijf begaan worden.
16 september 2007: Referendum in de districten van Pacaimpampa, El Carmen de la Frontera en
Ayabaca. ‘Gaat u akkoord met de start van mijnbouwactiviteiten in het district El Carmen de la
Frontera?’ Dat is de vraag waarop duizenden mensen in een volksraadpleging op konden
antwoorden. Ongeveer 60 procent van de kiesgerechtigde inwoners bracht hun stem uit. Ongeveer
95 procent van de 18.000 deelnemers stemden tegen het mijnbouwproject.
Figuur 3: Resultaten van het referendum op 16 september 2007 (Bron: Observatorío de Conflictos Mineros en el Perú, 2007, p. 12).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
26
Tijdens de voorbereidingen van de volksraadpleging hadden het mijnbedrijf en de nationale regering
verscheidene malen geprobeerd het initiatief te boycotten. De consulta werd illegaal benoemd en de
organisatoren werden in diskrediet gebracht. Ondanks de vraag aan de bevolking om niet te gaan
stemmen, kende de volksraadpleging toch een massale opkomst.
1 februari 2008: Naamswijziging. Op een persconferentie worden de nieuwe sociale uitgangspunten
van het project Majaz S.A. voorgesteld. Het project krijgt bovendien een nieuwe naam en heet vanaf
dat moment Rio Blanco Copper S.A.. Bovendien werd er voorgesteld om te starten met de extractie
van koper in 2011. De uitvoering van het mijnbouwproject zou bepaald worden door een
haalbaarheidsstudie die zou worden beëindigd midden 2008 (Observatorío de Conflictos Mineros en
el Perú, 2007).
24 maart 2008: Aanklacht en beschuldiging van terrorisme. De klacht werd ingediend door het
ACFUCCSC, een vereniging die het mijnbouwbedrijf steunt. 35 personen, die in september 2007 de
volksraadpleging organiseerden, werden beschuldigd van terrorisme en bendevorming. De
beschuldigde personen waren burgemeesters van kleine gemeenten, leden van het FDSFNP, leiders
van boerenorganisaties en medewerkers van anders sociale organisaties. Op 23 oktober 2008 werd
de klacht officieel verworpen.
14 mei 2008: Driedaagse staking in Huancabamba. De staking werd uitgeroepen door de provinciale
centrale eenheid van de boerengemeenschappen in Huancabamba als reactie op de aanwezigheid
van het mijnbouwbedrijf in Huancabamba. Meer dan 10.000 personen van onder meer de
boerengemeenschappen van Quispampa, Santa Cruz Huaman, Huaricancha en Segunda y Cajas
protesteerden tegen het mijnbouwproject en drongen aan op de versterking van de positie van de
landbouw als model voor een duurzame ontwikkeling.
2 maart 2009: Hervatting dialoog. Nadat de gesprekken tussen het Presidencia del Consejo de
Ministros (PCM) en het FDSFNP in december 2007 werden stopgezet, werd de dialoog tussen beiden
op 2 maart 2009 hervat. Tijdens het eerste gesprek beloofde het PCM afgevaardigden naar de
betrokken provincies te sturen om een duidelijker beeld te creëren rond de situatie in deze regio.
Twee weken later bezocht het PCM de stad San Ignacio en werd de problematiek nogmaals duidelijk
aan de kaak gesteld. Het was de eerste keer dat zulke hoge nationale afgevaardigden de stad
bezochten (Catapa, 2009, 20 maart).
1 november 2009: Drie doden bij confrontatie. Tijdens een gewapende aanval op het
mijnbouwkamp werden drie werknemers van het bedrijf gedood. Volgens de algemene manager van
het bedrijf Rio Blanco Copper stormden vijftien tot twintig personen de mijnbouwsite in El Carmen
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
27
de la Frontera binnen en brachten er beschadigingen aan. De aanval gebeurde onder vreemde
omstandigheden, niemand weet wat er precies gebeurde. De lokale boeren werden door de politie
als verdachten beschouwd. De weken na deze nieuwe confrontatie werden gekenmerkt door een
gespannen situatie met verscheidene vijandige gebeurtenissen tussen de politie en lokale boeren.
2 december 2009: Opnieuw twee dodelijke slachtoffers. De sociale onrust steeg opnieuw na een
nieuwe repressieve actie van de politie in het gehucht (caserio) Cajas Canchaque in de provincie
Huancabamba. Een gewapende groep politieagenten stootte op algemeen verzet wanneer zij twee
lokale boeren wilden arresteren in het kader van de gebeurtenissen van 1 november 2009. In het
protest werden twee personen langs achter door de politie doodgeschoten (La republica, 2009, 3
december).
September 2010: Start internationale campagne ‘Mining in Paradise?’. Drie jaar na de lokale
volksraadplegingen in de betrokken provincies werd in de Noordelijke Andes van Piura de verjaardag
van de strijd tegen het mijnbouwbedrijf Río Blanco Copper door de plaatselijke
boerengemeenschappen gevierd. Daarnaast vonden er enkele vormingen, verklaringen, optochten
en persconferenties plaats en werd zowel de lokale, als de internationale campagne ‘Mining in
Paradise? No-go zones for mining.’ voorgesteld aan de lokale bevolking, met als centrale boodschap:
agro sí, mina no. Op 16 september verklaarden lokale boerengemeenschappen en sociale
organisaties uit de provincies Ayabaca, Huancabamba, San Ignacio en Jaén hun grondgebied als
zogenaamde no-go zones voor mijnbouwactiviteiten.
3 oktober 2010: Lokale en regionale verkiezingen. De symbolische uitroeping van no-go zones voor
mijnbouw door de lokale organisaties speelde een belangrijke rol bij de agenda van de provinciale en
regionale verkiezingen. In het departement Piura werd Javier Atkins als nieuwe gouverneur verkozen.
Atkins maakte in zijn campagne reeds bekend fel gekant te zijn tegen mijnbouwactiviteiten in de
streek van het project Rio Blanco. Ook in het naastliggende departement Cajamarca werd een
gouverneur gekozen die mijnbouwactiviteiten in vraag durft te stellen. Daarnaast werden ook de
provinciale burgemeesters verkozen. In de provincie Huancabamba werd Ramiro Ibañez van de partij
Agro Sí verkozen. Ook deze partij strijdt tegen de komst van mijnbouwbedrijven omwille van de
ecologische gevolgen. De lokale en regionale verkiezingen werden bijgevolg een opsteker voor de
lokale organisaties die de problematiek rond het project Rio Blanco aankaarten. Toch blijft het
afwachten of de gouverneurs en burgemeesters hun beloften zullen nakomen en of ze zich los
kunnen werken van de geïnstitutionaliseerde corruptie in Peru.
Na de lokale en regionale verkiezingen in Piura, waar het project Rio Blanco telkens een centraal
thema op de agenda was, waren de presidentsverkiezingen in april en juni 2011 ook van groot belang
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
28
voor de toekomst van het project Rio Blanco. Onder meer politica Marisol Espinoza, die de voorbije
jaren het departement Piura representeerde in het nationale congres, maakte deel uit van de
presidentscampagne van Ollanta Humala en zijn links-nationalistische partij GanaPerú. Marisol
Espinoza werd bijgevolg in juni 2011 verkozen als eerste vicepresidente van Peru. De politica steunde
eerder reeds onder meer de ‘no-go zones for mining’-verklaring van de lokale boerenorganisaties.
Het is nu vooral afwachten tot de publicatie van een milieu-impactrapport door Montericco Metals
voor het verdere verloop van het project Rio Blanco. Indien de regering onder de nieuwe president
Ollanta Humala het rapport zou goedkeuren, kan de exploitatiefase van het mijnbouwproject
officieel beginnen.
21 Juli 2011: Schadevergoeding voor lokale boeren. Het Britse mijnbouwbedrijf Montericco Metals
heeft aan de families van 33 lokale boeren een schadevergoeding uitbetaald. De vergoedingen zijn
het gevolg van de mishandelingen van betogers tijdens protesten tegen het mijnbouwbedrijf Río
Blanco in augustus 2005. De schadevergoeding kan gezien worden als een belangrijke overwinning
voor de inheemse gemeenschappen die het slachtoffer werden van geweld, mishandelingen en
doodsbedreigingen. De families van de lokale boeren hadden het bedrijf aangeklaagd omdat de
mishandelingen door de politie gebeurden met medeweten van de mijnbouwonderneming. Door
deze vergoedingen uit te betalen, vermijdt het bedrijf Monterrico Metals een publiek proces aan het
Hooggerechtshof in Londen, waardoor de mensenrechtenschendingen waarschijnlijk nooit volledig
aan het licht zullen komen (Gadeyne, 2011; Servindi, 2011).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
29
3.3. EEN TOENAME AAN SOCIALE ACTOREN
De economische groei van de mijnbouwsector, en vooral de ruimtelijke expansie die hiermee
gepaard gaat, heeft geleid tot het ontstaan van een groot aantal nieuwe sociale actoren. Ook in Peru
verschenen er, zowel op het nationale als op het lokale niveau, verscheidene nieuwe organisaties en
sociale bewegingen. Als gevolg van het toenemende aantal sociale conflicten, kwam in de jaren 1990
in Peru onder meer CONACAMI, een confederatie voor getroffen gemeenschappen door
mijnbouwactiviteiten, op het nationale toneel. Maar ook binnen de mijnbouwsector zelf deden er
zich veranderingen voor, zoals de komst van het SNMPE dat zich buigt over de relatie tussen
gemeenschappen en mijnbouwbedrijven. De mijnbouwondernemingen integreerden bovendien
voortaan zelf sociale ontwikkelingsprogramma’s in hun beleid. Maar daarnaast merken we vooral de
komst van verscheidene lokale sociale bewegingen op, alsook van NGO’s die gespecialiseerd zijn in
de mijnbouwproblematiek (Bebbington et al., 2007).
Ook in het sociale conflict rond het Río Blanco-project zijn een groot aantal actoren verwikkeld. Het is
geenszins de bedoeling om alle betrokken actoren hieronder op te sommen. We reiken dan ook
slechts enkele belangrijke actoren aan die voor deze masterproef van belang zijn. In de eerste plaats
zien we het mijnbouwbedrijf Río Blanco Copper en het Chinese consortium Zijin die het
mijnbouwproject Río Blanco in de provincies Ayabaca en Huancabamba willen ontwikkelen. Om ten
volle gebruik te kunnen maken van de bestaande koperreserves, bereidt het bedrijf een nieuwe
milieu-impactstudie voor die nieuwe en betere ontginningstechnieken moet aanbrengen.
Daarnaast creëren vooral de verschillende staatsactoren de context voor het mijnbouwproject. Naast
het nationale politieke beleid en onder meer het MINEM, onderscheiden we de lokale besturen van
de getroffen provincies Ayabaca, Huancabamba, Jaén en San Ignacio. In Huancabamba zien we dat
sinds de regionale verkiezingen van 2010 het regionale beleid gestuurd wordt door de partij Agro Sí
van burgemeester Ramiro Ibañez (Bebbington et al., 2007, p. 9; Observatorío de Conflictos Mineros
en el Perú, 2009).
Voorts is er het fenomeen dat lokale regeringen en sociale bewegingen de handen in mekaar slaan.
Die eendracht leidde onder meer in 2005 tot de oprichting van het FDSFNP, een zeer belangrijke
sociale speler en tevens de belangrijkste gesprekspartner van de staat in dit sociaal-ecologisch
verdelingsconflict. Alle actoren die deel uitmaken van het FDSFNP stemden in met de realisatie van
een volksraadpleging in de provincies Ayabaca en Huancabamba. Het FDSFNP wordt gevormd door
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
30
verscheidene lokale organisaties en basisbewegingen, waarvan we enkele belangrijke actoren voor
deze masterproef hieronder opsommen:
- Op de eerste plaats zijn er de Comunidades Campesinas van Segunda Y Cajas
(Huancabamba) en Yanta (Ayabaca). Op de grondgebieden van laatstgenoemde
gemeenschap bevindt zich het mijnkamp van het bedrijf Río Blanco Copper. Ook de
landerijen van de gemeenschap Segunda y Cajas in de provincie Huancabamba worden
bedreigd door verscheidene concessies van het mijnbouwbedrijf en bevatten bovendien de
belangrijkste toegangswegen voor het bedrijf om verder onderzoek uit te voeren. De
gemeenschap Segunda Y Cajas, officieel erkend in 1949, telt meer dan 1.400 burgers en
wordt sinds 2010 geleid door de democratisch verkozen voorzitter Benito Guarnizo García (El
Tiempo de Piura, 2009, 25 december).
- Het Central Única Provincial de Rondas Campesinas de Huancabamba vertegenwoordigt de
boerengemeenschappen op het provinciale niveau en werkt bijgevolg met
gedecentraliseerde comités in de verschillende districten en caserios. Deze organisatie stelt
zich eveneens tot doel om de illegale houtsmokkel, de drugstrafiek en ‘andere vreemde
factoren’ te controleren in de gebieden van de gemeenschap Segunda y Cajas.
- Het Frente de Defensa de la Vida y el Medio Ambiente de Huancabamba werd opgericht in
2002 en telt 125 leden, vooral burgers van de lokale gemeenschappen en rondas
campesinas. De organisatie was zeer belangrijk bij de informatieverstrekking, sensibilisering
en de organisatie van vormingsbijeenkomsten in de periode voor de volksraadpleging. Ze is
vooral een voorvechter van de bescherming van het leefmilieu in alle caserios in
Huancabamba.
- De Asociación de Mujeres Trabajadoras Campesinas de la Provincia Huancabamba
(AMHBA) is een vrouwenorganisatie met verschillende basiscomités die de caserios in de
provincie Huancabamba vertegenwoordigen (Observatorío de Conflictos Mineros en el Perú,
2007, 2009).
De komst van het mijnbouwbedrijf Río Blanco Copper heeft ook geleid tot het ontstaan van enkele
sociale organisaties in Huancabamba die de realisatie van het ontginningsproject steunen en
waarmee de onderneming samenwerkt rond enkele ondersteunende sociale programma’s. Het
Frente por la Unidad de la Comunidad Segunda Y Cajas en het Frente de Defensa de los Intereses de
la Comunidad de Segunda Y Cajas zijn hier twee voorbeelden van (La República, 2007, 11 juni;
Observatorío de Conflictos Mineros en el Perú, 2009).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
31
4. SOCIALE MOBILISATIE ALS ANTWOORD OP
EEN BEDREIGDE LIVELIHOOD
4.1. DE ECOLOGISCHE ‘OVERSHOOT’ VAN ONZE ECONOMISCHE
ONTWIKKELING
In onze geglobaliseerde maatschappij, met zijn snel oplopende bevolkingscijfers en met zijn sterk
stijgend consumptieniveau, vindt de wereldeconomie een constant groeiende afzetmarkt. Om deze
economische ontwikkeling te kunnen verwezenlijken, moet men wereldwijd telkens op zoek naar
weer eens nieuwe grondstoffen om onze huidige levensstandaard te kunnen minstens even hoog te
houden. Die wijd happende wereldeconomie vraagt niet enkel een toenemende input van energie en
grondstoffen, maar zorgt tegelijk ook voor een steeds groter wordende afvalberg. Allerlei
ecosystemen worden aangetast. Niet zelden gaat heel wat biodiversiteit teloor. Dit hele proces van
economische expansie veroorzaakt wereldwijd een wurgende druk op het leefmilieu.
Telkens opnieuw wordt duidelijk dat de klassieke economische paradigma’s van ongebreidelde
economische groei en marktderegulatie geen adequaat antwoord kunnen bieden op vraagstukken
rond ecologische duurzaamheid, ethiek en maatschappelijke rechten. Armoede, sociale
onrechtvaardigheid en ecologische schade zouden, althans volgens het neoliberale paradigma,
vanzelf verdwijnen door een onafgebroken economische ontwikkeling. Ondertussen wordt echter
wel duidelijk dat noch het sociale onrecht, noch de milieuschade opgelost raken door een
langdurende economische groei: concepten als het trickle-downprincipe1 en de kuznetscurve2
schieten, met andere woorden, duidelijk tekort.
Meer zelfs, in de slipstream van een dergelijke onafgebroken economische groei ontstaan, bij mens,
milieu en maatschappij, wereldwijd een groot aantal sociaal-ecologische verdelingsconflicten. In de
queeste naar een model voor ‘duurzame ontwikkeling’ staat de relatie tussen ecologische
1 Volgens het trickle-downprincipe zal bij een onafgebroken economische ontwikkeling de rijkdom en welvaart van de kapitaalkrachtige klasse automatische doorstromen naar de onderklasse. Economische groei zou zorgen voor een automatische stijging in de inkomens. 2 Volgens de U-vormige Kuznetscurve zal, bij een constant stijgend BBP, de druk op het milieu eerst toenemen,
maar op lange termijn stagneren en zelfs afnemen.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
32
draagkracht, grondstoffenvoorziening, de verdeling van ecologische lasten en sociale
rechtvaardigheid centraal (Martinez-Alier, 2002; Debruyne, 2008).
De verdeling van de economische en sociale voordelen en de ecologische lasten binnen het huidige
economische model kent bovendien een duidelijke sociaal-ruimtelijke component. Zeker op het vlak
van de materiële doorstroom is de ongelijke geografische ontwikkeling een opmerkelijk fenomeen:
ongeveer 20 procent van de wereldbevolking trekt 80 procent van de goederenstromen naar zich toe
(Debruyne, 2008a). Een voorbeeld: wanneer we alle grondstoffen bij elkaar nemen (energiedragers,
mineralen, metalen en biomassa), dan importeerde de Europese Unie in 2000 vier keer zoveel ton
dan het zelf uitvoerde. Latijns-Amerika exporteerde in 2000 zelfs zes keer meer ton dan het zelf
importeerde (De Walsche, 2007, p. 30). De ecologische lasten van onze economische ontwikkeling
worden dus niet evenwichtig verdeeld. Het zijn vooral de meest kwetsbare bevolkingsgroepen uit
armere landen die bedreigd worden in hun overlevingsstrategie. De verdeling van voordelen, rechten
en lasten is geen neutraal proces, maar wordt gestuurd door ongelijke sociale en politiek-ruimtelijke
verhoudingen en vindt vaak plaats in een logica van roofbouw en afwenteling. Kenmerkend hierbij is
de tendens dat het Noorden zijn zware industrie naar het Zuiden verplaatst, waardoor de ecologische
kosten van de eigen ontwikkeling afgewenteld kunnen worden op andere landen of continenten.
Het veronderstelde evenwicht van de transparante vrije markt maakt hierdoor plaats voor een
systeem van ‘ongelijke ecologische ruil’. De onafgebroken drang naar economische expansie binnen
het kapitalistische model heeft als gevolg dat steeds meer gemeenschappen getroffen worden door
de niet te stillen honger naar een economische groei. Het zijn net deze negatieve effecten van het
neoliberale groeimodel die de aanleiding vormen voor de sociaal-ecologische strijd van het
ecologismo popular (Martinez-Alier, 2002; Debruyne, 2008).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
33
4.2. EEN NIEUWE VORM VAN ECOLOGISCH BEWUSTZIJN: HET
ECOLOGISMO POPULAR
De milieubeweging werd lang beschouwd als een ‘verhaal’ van het Noorden en werd geruime tijd
ruwweg opgedeeld in twee verschillende takken: een natuur- en een milieubeweging. De eerst
beweging, die ontstond rond 1900, legt de focus op ‘the quality of life’ en streeft vooral naar
natuurbehoud en –bescherming. De milieubeweging daarentegen, die ontstond rond de jaren 1960
en 1970, groeide vanuit een kritiek op de negatieve gevolgen van welvaartsgroei en industrialisatie.
De aandacht gaat bij deze beweging onder meer naar water-, lucht- en bodemverontreiniging, afval-
en mobiliteitsproblematiek en energiebeleid. De laatste dertig jaar kregen de milieuproblemen ook
een steeds duidelijkere wereldwijde impact, waardoor milieubewegingen nu ook internationaal hun
stem laten horen (Paredis, 2005).
Vandaag wordt deze opdeling tussen natuur- en milieubeweging aangevuld met een derde tak, die in
het Noorden bekend staat als the environmental justice movement. In het Zuiden is deze beweging
eerder bekend onder de noemer ecologismo popular of the environmentalism of the poor. Beide
benamingen verwijzen naar sociale bewegingen die strijden tegen de ongelijke geografische
ontwikkeling van het huidige kapitalistische model en eisen een eerlijke verdeling van ecologische
voordelen en lasten.
Geruime tijd werd het environmentalism of the poor over het hoofd gezien, omdat men er telkens
van uitging dat de armere bevolking zich vooral met livelihoodstrategieën en sociale vraagstukken
bezighoudt, en in mindere mate met het milieu. Het was uiteindelijk Martinez-Alier die de link legde
tussen armoede, milieudegradatie en ecologische rechtvaardigheid. De ecologische beweging
integreert, zowel in het Noorden als in het Zuiden, steeds meer de relatie tussen armoede, sociale
exclusie en milieudegradatie in haar acties. De ecologische strijd van the environmental justice
movement verstrengelt zich met andere woorden met de strijd voor sociale rechtvaardigheid,
waardoor de focus vooral komt te liggen op de verdelingsaspecten binnen ecologische conflicten.
Zowel in het Noorden als in het Zuiden organiseert zich steeds meer een politieke-ecologische
beweging op grassrootsniveau die het bestaande onevenwicht tussen ecologische voordelen en
lasten wenst om te buigen. Voor basisbewegingen in het Zuiden vertrekt een ecologische strijd
meestal niet vanuit een enorm respect voor de natuur, maar wel eerder vanuit “a material interest in
the environment as a resource and a requirement for livelihood” (Martinez-Alier, 2002, p. 11).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
34
Livelihood kunnen we hierbij definiëren als “a function of assets and structures, and a source of
subsistence, income, identity and meaning” (Bebbington et al., 2008, p. 6).
Het grassrootsactivisme, onder de noemer ‘environmentalism of the poor’, wil de nadruk leggen op
ongelijke ontwikkelingsprocessen, ongelijke sociale machtsverhoudingen, tegengestelde belangen,
ongelijke economische ruil en verschillende visies op natuurbeleving. Omwille van de permanente
drang naar economische groei in onze samenleving en de steeds toenemende druk op het milieu, zal
deze beweging volgens Martinez-Alier in de toekomst alleen maar een belang toenemen.
Typerend voor dit ecologismo popular is de capaciteit om het lokale niveau te overstijgen. De
grassrootsbewegingen strijden immers op verschillende ruimtelijke niveaus om een maatschappelijke
hervorming te kunnen doorvoeren. Deze basisorganisaties gaan allianties met de (internationale)
gemeenschap aan en creëren op die manier een uitgebreid netwerk, dat het best kan omschreven
worden als een soort van ‘globalization from below’. Door die netwerken, kunnen het lokale,
regionale en globale niveau met elkaar verbonden worden (Appadurai, 2001). Belangrijk hierbij is dat
er niet uitsluitend zogenaamde verticale netwerken (allianties met verschillende niveaus) ontstaan,
maar dat eveneens de uitbouw van horizontale netwerken (allianties met eenzelfde niveau) zeer
belangrijk kan zijn. Grassrootsbewegingen van over de hele wereld gaan allianties met elkaar aan,
waarbij niet alleen Noord-Zuid allianties ontstaan, maar ook de link tussen basisbewegingen uit het
Zuiden onderling minstens even relevant is. Op die manier worden de protesten van
basisbewegingen, die elk los van elkaar staan, met elkaar verenigd. Hierdoor kan de specifieke casus
van de eigen strijd in een breder raamwerk geplaatst worden en gelinkt worden aan bredere thema’s
zoals bijvoorbeeld mensenrechten en landrechten (Martinez-Alier, 2002; Paredis, 2005).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
35
4.3. COLLECTIEVE ACTIE ALS VERDEDIGING VAN DE EIGEN LIVELIHOOD
De ecologische basisbewegingen, die deel uitmaken van het zogenaamde ecologismo popular, delen
eenzelfde visie op natuur en duurzame ontwikkeling. Zoals al eerder gesteld, vloeit hun visie niet
enkel en alleen voort uit respect voor de natuur, maar benadrukken zij vooral het ecologische belang
van de bedreigde ecosystemen voor de livelihood van de eigen gemeenschap. De
grassrootsbewegingen in het Zuiden worden meestal gevormd door arme en inheemse
gemeenschappen, die in de eerste plaats strijden om te kunnen overleven. Hierdoor ligt hun focus
doorgaans op essentiële natuurelementen voor hun livelihood, zoals onder meer water en
biodiversiteit. Bebbington et al. (2008, p. 6) stelt het als volgt:
“Social mobilization can be understood as a response to the threats that particular forms
of economic development present, or are perceived as presenting, to the security and
integrity of livelihoods and to the ability of a population in a given territory to control what
it views as its own resources.”.
De lokale weerstand tegen de inplanting van mijnbouwprojecten kan dus het best gedefinieerd
worden als een verdediging van de eigen livelihoodstructuren en een strijd tegen ‘accumulation by
dispossession’ (Harvey, 2003, p. 137). De sociale grassrootsbewegingen proberen hun bezittingen te
beschermen door de structuren, instituties en discours, die exploitatie en onteigening goedkeuren,
aan te vechten.
De gemeenschappen hebben vooral aandacht voor een duurzaam gebruik van de lokale grondstoffen
en hanteren bijgevolg, in plaats van het marktwaardesysteem uit het economische denkkader,
alternatieve betekenissystemen over de natuur en ontwikkeling om de werkelijkheid te structureren.
Hun alternatieve waardesysteem maakt een onderscheid tussen de reële gebruikswaarde van een
ruimte en de fictieve waarde die er extern wordt opgekleefd. Dit alternatieve discours, dat de nadruk
legt op duurzaamheid, wordt bijgevolg onverenigbaar met de enge en temporele marktvisie op
grondstoffen en ruimte van het huidige economische model (Escobar, 1995; Bebbington et al., 2008;
Debruyne, 2008a).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
36
5. EEN STRATEGISCHE FRAMEKEUZE EN
VERANDERENDE SOCIALE RELATIES IN DE
STRIJD TEGEN HET RÍO BLANCO-PROJECT
5.1. COLLECTIEVE ACTIEFRAMES ALS MOBILISATIEMIDDEL
Lokale grassrootsbewegingen vormen, zoals hierboven reeds eerder gesteld, netwerken met de
internationale gemeenschap en leggen op die manier een verbinding tussen het lokale, regionale en
het globale niveau in hun sociaal-ecologische verdelingsstrijd. Dit zogenaamde ‘globalization from
below’ maakt volgens Tarrow deel uit van een transnational collective action dat hij beschrijft als “the
coordinated international campaigns on the part of networks of activists against international actors,
other states, or international institutions” (Tarrow, 2005, p. 7). Bij de vorming van sociale en
ecologische basisbewegingen speelt de factor ‘identiteit’ een zeer belangrijke rol. De ontwikkeling
van een collectieve identiteit, en bijgevolg de creatie van een ‘imaginairy community’, is immers een
noodzakelijke voorwaarde voor de mobilisatie van een relatief zwakke groep mensen om deel te
nemen aan vormen van collectief activisme (Tarrow, 1998, 2005; Tarrow & Della Porta, 2005).
Om een gemeenschappelijke identiteit binnen een lokale bevolkingsgroep te creëren, hanteren
NGO’s en lokale activisten collective action frames. Een collectief actieframe wordt hierbij door
Benford en Snow (2000, p. 614) omschreven als “action-oriented sets of beliefs and meanings that
inspire and legitimate the activities and campaigns of a social movement organization”. Collectieve
actieframes geven geen exacte weerspiegeling van de werkelijkheid weer, wel een simplificatie en
een strategische samenvatting van de eigen leefwereld en de buitenwereld. Dergelijke frames
bevatten een verzameling van overtuigingen die een beeld van de eigen situatie vormen zodat een
deelname aan collectieve acties voor individuele personen betekenisvol en zinvol wordt. Collectieve
actieframes zijn niet uitsluitend een bundeling van individuele percepties, maar zijn vooral de
uitkomst van het onderhandelen over gedeelde betekenissen. Het ontstaan van dergelijke frames is
bijgevolg het resultaat van een interactief proces (Klandermans, 1997; Benford & Snow, 2000).
NGO’s en lokale leiders definiëren in een collectieve actieframe de onrechtvaardige situatie
waartegen gevochten moet worden, de gedupeerden die het protest op gang moeten brengen, de
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
37
schuldigen waartegen een collectieve actie ondernomen moet worden en de uitweg voor deze
bedreigende situatie. Gamson (1996) ziet hierin drie basiscomponenten van collectieve actieframes
die telkens terugkomen: onrechtvaardigheid, ‘agency’ of vermogen en identiteit.
Door het gebruik van een collectief actieframe en bijgevolg de ontwikkeling van een collectieve
identiteit, creëert men samenhang en continuïteit van de strategische acties van een groep. Een
beeld van de gebruikte collectieve actieframes in de strijd tegen het Río Blanco-project verschaft ons
zodoende een inzicht in het proces van mobilisatie en de wijze waarop de collectieve strijd van de
lokale bevolking in Noord-Peru gelegitimeerd wordt. In dit hoofdstuk bekijken we hoe het gebruik
van een collectief actieframe het bewustzijn van een gedeelde bedreiging bij de lokale bevolking in
de provincie Huancabamba deed opborrelen in de strijd tegen het mijnbouwbedrijf Río Blanco
Copper S.A..
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
38
5.2. FRAMING IN DE STRIJD TEGEN HET RÍO BLANCO-PROJECT
In samenwerking met FDSFNP en Red Muqui (CooperAcción en Fedepaz), lanceerde de Belgische
NGO Catapa in september 2010 de internationale campagne ‘Mining in Paradise?: no-go zones for
mining’. De beelden en het discours in de uitgebreide campagnevideo leveren ons een duidelijk
beeld van het collectief actieframe dat door NGO’s en lokale activisten gebruikt wordt in hun strijd
tegen het mijnbouwproject Río Blanco. Zoals we al vermeldden, geeft een collectief actieframe geen
perfecte weerspiegeling van de werkelijkheid weer, maar is het een strategische reconstructie van de
realiteit. Een voorbeeld hiervan is het beginbeeld van de campagnevideo, waarin een vrouw met een
typische traditionele hoed getuigt: “Er bestaat geen beter leven dan het plattelandsleven. Wij, hier in
Huancabamba, hebben een goed leven”. Ook de daaropvolgende beelden in de video, die de lokale
bevolking werkend op het platteland toont, gecombineerd met mooie plaatjes van onder meer de
koffie-, mango-, maïs- en avocadoteelt, doen vermoeden dat de huidige economische situatie van de
lokale boeren zeer gunstig is. De realiteit van hoge armoedecijfers en veel openbare dronkenschap in
de provincies Ayavaca en Huancabamba en de ontevredenheid van veel burgers over het lokale
economische beleid, staat in schril contrast met het strategische discours in deze video.
5.2.1. VERSCHILLENDE STRATEGIEËN VOOR WEERSTAND
Eén van de basiscomponenten van collectieve actieframes is volgens Gamson (1996) agency of
vermogen. Het heeft betrekking op een actieplan of op verschillende strategieën om een verandering
van een situatie te kunnen bereiken. Het verzet tegen het Río Blanco project bestaat niet uit één
strategie, maar is een combinatie van verschillende acties. De keuze voor het hanteren van een
bepaalde strategie wordt in grote mate gestuurd door de reactie van de centrale regering op de
collectieve acties en door de context van het conflict.
In het begin van de sociaal-ecologische strijd tegen het mijnbouwproject, toen de onderneming zich
voortdurend op de grondgebieden van de gemeenschappen Segunda y Cajas en Yanta bevond,
werden door de lokale bevolking wegversperringen geplaatst en controleposten opgezet om
minstens te kunnen controleren wie hun gebied binnentrad. Nu het bedrijf voorlopig niet of
nauwelijks aanwezig is in het territorium van de gemeenschap Segunda y Cajas, werd deze strategie
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
39
minder belangrijk in het protest tegen het mijnbouwproject. Toch blijkt uit de getuigenissen van mijn
informanten dat zij nog steeds controleren welke auto’s langs de ‘hoofdweg’ passeren, die de
verschillende caserios met elkaar verbindt. Ook tijdens de bijeenkomst van de gemeenschap Segunda
y Cajas met de burgemeester van Huancabamba was dit één van de belangrijkste punten op de
agenda. De lokale boeren hadden de laatste tijd een verdachte witte auto gezien, vermoedelijk van
het mijnbouwbedrijf. Tijdens de bijeenkomst werden plannen gemaakt om wegblokkades op te
zetten voor het geval deze auto terugkomt.
Naast wegblokkades werden in het verleden vooral protestmarsen als drukkingmiddel gebruikt.
Zonder geweldintentie evenwel. De lokale bevolking legde steeds de nadruk op een vredevolle
optocht. Veel van deze marsen eindigden echter in hevige conflicten met bloedige afloop, onder
meer door het hardhandig optreden van de politie. Met de nadruk op het geweldloze karakter van
deze acties, wil de bevolking ingaan tegen ‘het verzet als vorm van terrorisme’ dat in de Peruaanse
media wordt gesuggereerd.
Daarnaast is de participatie van de lokale leiders in dialoogplatformen, die een gelijke participatie
van alle partijen garanderen, ook één van de strategieën om de standpunten van de gemeenschap
kenbaar te maken. Enorm belangrijk voor de lokale leiders is de erkenning van de resultaten van de
volksraadpleging in 2007 als voorwaarde voor deelname aan de onderhandelingstafels. Deze
volksraadpleging was een nieuwe strategie als reactie op het feit dat de houding van de regionale en
centrale regeringen, ongeacht de voorgaande protesten van de lokale bevolking, niet wijzigde.
Volgens Magdiel Carrión Pintado van CONACAMI heerst bij de regeringen nog steeds een mentaliteit
die gekenmerkt wordt door onverschilligheid en arrogantie (De Echave et al., 2009, p. 382). De
volksraadpleging in 2007 werd een nieuwe manier om de wil van de lokale bevolking duidelijk te
maken. Toen ook de resultaten van deze stemming niet werden erkend door de regeringen, besloot
men opnieuw over te gaan tot een nieuwe collectieve actie: een protestmars naar de regionale
regering in de stad Piura.
Naast het verzet tegen de mijnbouw, is de zoektocht naar een visie van duurzame ontwikkeling,
eveneens een belangrijke strategie in de collectieve weerstand van de lokale gemeenschappen. Zo
startte de gemeente van Carmen de la Frontera, in het district van Sapalache, in 2008 met een plan
voor een economische en ecologische indeling van de zone (zonificación ecológica). Het voorstel
werd gepresenteerd in samenspraak met de lokale bevolking. Momenteel werkt men aan de
uitwerking van zonificación ecológica, waarin beslist zal worden hoeveel grondgebied aan onder
meer bossen en landbouw zal toegewezen worden. Wel werd al met zekerheid besloten dat
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
40
mijnbouwactiviteiten geen deel mogen uitmaken van deze ecologische en economische verdeling
van het gebied.
“Er bestaan reeds decreten en resoluties van de gemeenschappen om ecologische parken
te creëren. De ecologische reservaten worden door de nationale regering als
onaantastbaar verklaard, maar de regionale regering en de gemeenschappen moeten
ook de mogelijkheid krijgen om parkgebieden af te lijnen. Plaatsen dus, waar geen
mijnbouw mag komen. De nationale regering moet met deze verklaringen telkens
rekening houden.” (Manuel Guerrero)
5.2.2. ETNICITEIT ALS BINDMIDDEL
“Ik ben 66 jaar oud. Ik ben hier geboren en heb mijn hele leven hier gewoond”. Met deze getuigenis
van een vrouw met een traditionele hoed vestigt de campagnevideo ‘Mining in Paradise?’ meteen de
aandacht op de factor etniciteit. Even later in de campagnevideo wordt uitgelegd dat de lokale
bevolking in de getroffen gebieden zich sterk identificeert met haar culturele traditie. Manuel
Guerrero, algemene vertegenwoordiger van El Central de Rondas Campesinas de Huancabamba,
vertelt:
“Wij weten dat ons potentieel ginds wordt beschermd, ginds in de nevelige hooglanden, in
het binnenste van de heuvels. In het binnenste van deze bergen ligt onze geschiedenis en
onze traditie. En ook een betere toekomst.”
Het inheemse karakter van de bevolking wordt in het discours van de leiders in de sociale strijd
telkens opnieuw benadrukt en wordt gebruikt als een strategisch kenmerk voor de ontwikkeling van
een collectieve identiteit. Etniciteit stellen we in deze context niet gelijk aan uiterlijke kenmerken.
We hanteren de definitie van VN-rapporteur Martínez Cobo voor de Commissie voor
Mensenrechten:
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
41
“Indigenous communities, peoples and nations are those which, having a historical
continuity with pre-invasion and pre-colonial societies that developed on their territories,
consider themselves distinct from other sectors of the societies now prevailing on those
territories, or parts of them. They are determined to preserve, develop and transmit to
future generations their ancestral territories, and their ethnic identity, as the basis of their
continued existence as peoples, in accordance with their own cultural patterns, social
institutions and legal system.” (UN, 2004, p. 2).
De term ‘inheemse gemeenschappen’ wijst, met andere woorden, vooral op de oorspronkelijke
bewoners van een bepaald grondgebied die een eigen culturele traditie hebben. Uit de interviews
met de lokale bevolking blijkt dat dit collectieve frame, dat de nadruk legt op etniciteit, volledig
wordt overgenomen. Heel vaak legt men de nadruk op de strijd die hun voorouderen hebben
geleverd tegen de vroegere veroveraars, zoals de Spaanse kolonisator, om het grondgebied van de
eigen gemeenschap Segunda y Cajas te beschermen. Het respect voor de voorouders en het door de
cultuur ingegeven band met het land maken dus deel uit van het collectief actieframe. De lokale
boeren benadrukken steeds dat het bedrijf geen toestemming heeft voor het betreden van hun
gronden, waarvan enkel zij de rechtmatige eigenaars zijn.
Manuel Guerrero, algemene vertegenwoordiger van El Central de Rondas Campesinas de
Huancabamba,wil echter niet spreken van ‘indigenous people’:
“Voor onze boerengemeenschap Segunda Y Cajas bestaat de term ‘indígena’ niet. Het is
immers afkomstig van de term ‘indigente’ (arm, hulpzoekend). Een ‘indigente’ is een
persoon die geen rol heeft in de maatschappij. We moeten daarom spreken van
autochtone gemeenschappen, wat eveneens betekent dat deze gemeenschappen hier al
vanaf het begin wonen.”
“De regering gebruikt de term ‘indígena’ zodat wij niet kunnen participeren in de
staatsstructuren, want van een ‘indigente’ wordt niet verwacht dat hij nadenkt of iets
onderneemt. De term ‘indígena’ is een belediging voor onze gemeenschap.”
Tijdens de talrijke vormingssessies, die georganiseerd worden door NGO’s en lokale regeringen voor
de lokale boeren, wordt een bewustzijn van een lange voorvaderlijke geschiedenis gecreëerd. Vaak
wordt de nadruk gelegd op de geschiedenis van Huancabamba, waar tijdens de Spaanse verovering
de oorspronkelijke bevolking, ‘los indios Huancabambinos’, verdeeld werden in encomiendas. Het zijn
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
42
deze voorvaderlijke gemeenschappen die de origine zijn van onder meer de gemeenschap Segunda y
Cajas. De lokale bevolking wordt dus bewust gemaakt van het feit dat zij deel uitmaken van zeer oude
gemeenschappen, ‘comunidades ancestrales’.
In het strijddiscours wordt eveneens aandacht geschonken aan de verschillende cultureel-historisch
belangrijke sites in de provincies Ayabaca en Huancabamba. Daarnaast wijst de lokale bevolking
steeds op het in standhouden van hun oude magisch-religieuze culturen. In het district El Carmen de
la Frontera bevinden zich de Huaringameren, die een zeer belangrijke culturele waarde hebben. De
naam van deze meren verwijst naar een woord uit het Aymara en betekent ‘de kracht van God’. De
meren zijn voor de lokale bevolking zeer belangrijk omwille van hun esoterische traditie die al
duizenden jaren meegaat. Genezingen met behulp van natuurlijke kruiden door sjamanen behoort
tot een voorvaderlijke ritueel-religieuze cultuur.
Volgens Mario Tabra, een lokale leider in het nabijgelegen stadje Ayabaca, moeten de lokale
gemeenschappen terug oog hebben voor hun afkomst. Hij stuurt aan op projecten die gericht zijn op
de unificatie en de hereniging van de lokale bevolking in de provincies Ayabaca en Huancabamba,
maar ook met de nabijgelegen gemeenschappen in het zuiden van Ecuador.
“We zijn allen broeders en leven in contact met de natuur. We moeten terug het
traditionele leven (‘la vida ancestral’) herenigen. Onze broeders in Ecuador zijn sinds meer
dan 500 jaar van ons gescheiden geraakt door de Spaanse kolonisator. Er werden
artificiële grenzen gevormd, die ervoor zorgden dat we vreemden voor elkaar werden en
zelfs vijanden. Het is onze doelstelling om elkaar opnieuw te ontmoeten en samen te
ontdekken hoe we nog steeds weerstaan aan opdringerige, vreemde culturen, die geen
oog hebben voor onze verbondenheid, solidariteit en complementariteit. Dit zijn gronden
van een ancestrale bevolking die zelf nog stamt van voor de periode van de Inca’s. We
hebben ons samen gedurende meer dan 500 jaar tegen vreemde culturen heeft verzet.
Vandaag moeten wij ook samen strijden tegen de internationale bedrijven die onze
gronden bedreigen.”
“Ons doel is het organiseren van samenkomsten waarbij we verschillende thema’s
behandelen, zoals het territoriumthema of de filosofie van de Andes en de principes van
verwantschap en reciprociteit. Dit zal ons toelaten om onszelf en onze gemeenschappelijke
geschiedenis te herontdekken en te weten waar onze toekomst ligt.”
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
43
Lokale leiders gebruiken met andere woorden duidelijk een strategisch etnisch discours. De nadruk
ligt op het feit dat deze inheemse gemeenschappen al sinds mensenheugenis op deze gronden leven.
Door te focussen op etniciteit proberen de lokale leiders een brug te slaan tussen de verschillende
gemeenschappen in de regio, die dan één front moeten vormen tegen de komst van buitenlandse
mijnbouwondernemingen. Op deze manier wordt een collectieve identiteit gevormd, gebaseerd op
etnische kenmerken. Tarrow (1998) spreekt in dit verband over een ‘geërfde identiteit’. Het
ancestrale grondgebied wordt een symbool van de collectieve identiteit en legitimeert de claim op
het land door de lokale bevolking (Tarrow, 1998).
Door het voorstellen van de eigen inheemse cultuur als een mogelijk uitstervende cultuur, bedreigd
door het mijnbouwproject Río Blanco, worden emoties als woede en angst opgeroepen bij de lokale
bevolking. Tarrow (1998, p. 110-112) wijst op het belang van het opwekken van emoties in een
collectief actieframe. Hevige emoties stimuleren immers de burger om acties te ondernemen,
gelegitimeerd door de bedreiging van de eigen cultuur. Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst voor de
verjaardag van de gemeenschap Segunda y Cajas worden de lokale boeren dan ook toegesproken
met “Pueblo, hermanos, estamos luchando por defensa de nuestra cultura!” (“Dorpsgenoten,
broeders, wij strijden om onze cultuur te verdedigen!”).
5.2.3. ‘LA NATURALEZA ES LA VIDA’
“Mijn moeder was eens ernstig ziek. We gingen geregeld naar het ziekenhuis, maar dat hielp niet.
Toen dronk ze zoet water van hier in de bergen. Ze genas meteen. Bloemen en water hebben een
genezende kracht. De natuur geeft ons leven. Het is zoals het hart van een lichaam, maar dan voor de
wereld.” (Valentino, Huancabamba)
In het collectief actieframe van de NGO’s en de lokale leiders, wordt niet alleen de link tussen de
voorvaderen en het land van de lokale gemeenschappen benadrukt. Naast de aandacht voor de
culturele waarde van land, ligt de focus ook op het land als bron van het leven. Land en water
worden steeds als noodzakelijke bronnen voor het voortbestaan van de inheemse gemeenschappen
gezien. Het discours van de activisten stelt daarbij duidelijk een duurzame ontwikkelingsvisie voorop,
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
44
die niet overeenstemt met een puur economische kortetermijnvisie op land. Een landbouwer uit de
caserio Cumbicus verwoordt het als volgt:
“De centrale regering luistert niet naar ons. Zij verkoopt haarzelf, enkel en alleen voor een
paar centen. Maar hier in Huancabamba profiteren de boeren, campesinos, van de
landbouw en veeteelt. Van onze bossen en het zoet water. Het is duidelijk dat dit zo moet
blijven. De mijnbouw zal de natuurlijke omgeving vernietigen.”
Land wordt in het discours van de activisten telkens beschreven als een noodzaak voor het overleven
van de eigen gemeenschap. De nadruk ligt hierbij vaak op de toekomst van de eigen kinderen, zoals
een boer uit Cajas Canchaque beschrijft:
“Ik wil mijn rechten verdedigen. Voor morgen, voor mijn kinderen. Ik wil niet dat zij
achterblijven in een regio met vervuild water, verdreven van hun land, zodat ze niet meer
aan landbouw kunnen doen. Hoe moeten zij dan wel nog overleven?”
Het is opvallend hoe de plaatselijke strijdende boeren het discours van de NGO’s en lokale leiders
letterlijk overnemen. Het zijn dan ook de NGO’s en lokale sociale organisaties die de inheemse
gemeenschappen bewust maakten van de bedreiging van hun grondgebieden. In hun getuigenissen,
benadrukten de boeren heel vaak dat ze zich onwetend voelen en weinig informatie krijgen over de
mogelijke gevolgen en voordelen van een mijnbouwproject in de regio. Meer dan eens vroegen
lokale boeren tijdens gesprekken naar mijn persoonlijke visie op hun situatie, omdat zij zelf, naar
eigen zeggen, te weinig weten over de vermoedelijke impact van een mijnbouwproject. De meeste
lokale boeren in de bezochte caserios baseren zich volledig op het discours dat door NGO’s en lokale
leiders van de gemeenschap gevoerd wordt. In een groepsgesprek met boeren van de caserio
Cumbicus werd het volgende verteld over informatiemomenten die georganiseerd werden door
NGO’s, rondas campesinas en andere lokale leiders:
“Vroeger wisten we niets van de hele situatie. Tot het moment dat een ingenieur kwam,
die gecontacteerd was door onze lokale leiders. Hij kwam ons vertellen wat de gevolgen
zullen zijn van mijnbouwactiviteiten. Nadien kwamen ook enkele mannen met video’s,
waarin beelden werden getoond van plaatsen waar momenteel exploitaties aan de gang
zijn. Op die video’s zagen we dat waar er vroeger water was, er nu geen water meer is. We
zagen beelden van stervende dieren en van schapen die hun wol verloren. Vanaf dat
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
45
moment zijn de mensen hier bewust geworden van de hele situatie en hebben we ons
georganiseerd.”
De focus op de teloorgang van land en water in het discours van de leiders in de protestbewegingen,
zorgt ervoor dat de lokale boeren zich bedreigd voelen in hun livelihoodvoorzieningen. De huidige
landbouwactiviteiten worden hierbij lijnrecht tegenover de alles vervuilende open-pit
mijnbouwactiviteiten geplaatst. In de getuigenissen van de lokale boeren werd steeds duidelijk dat zij
“hun eenheid met de prachtige natuur” willen benadrukken. Het bewustzijn over de kracht en de
noodzaak van de natuur staat hierbij steeds centraal.
“Wij hebben hier altijd van de biologische landbouw geleefd. Steeds zonder problemen en
altijd in harmonie en vrede met de natuur.”
“Wij zijn er ons allemaal bewust van welke mooie natuur God ons geschonken heeft. Alles
wat je hier kan zien, is natuurlijk. We hebben bossen en natuurlijk water. En al onze
planten groeien zonder kunstmest, zonder artificiële of industriële additieven. Onze
landbouw is in harmonie met de natuur.”
Het accentueren van de nauwe band tussen het land en de inheemse boeren, toont de buitenwereld
het beeld van een ecologisch bewuste boerenbevolking. De nadruk ligt op die manier op het feit dat
de plaatselijke boeren over het ‘symbolische kapitaal’ beschikken om in deze regio te leven. Dit idee
versterkt de legitimatie voor hun strijd om het behoud van hun grondgebieden (Conklin & Graham,
1995, p. 694-695).
De associatie, door een groot deel van de lokale bevolking, van open-pit mijnbouw met kale en
verontreinigde landschappen enerzijds, en de focus op een biologische landbouw met respect voor
natuur anderzijds, voert het debat terug naar een eenvoudige keuze tussen ‘dood’ en ‘leven’.
Meermaals vestigden mijn gesprekpartners de aandacht op het feit dat de natuur de bron is van alle
leven (“La naturaleza es la vida”). Mijnbouwactiviteiten worden daarentegen gekoppeld aan beelden
van doodse landschappen waar alles verontreinigd is. Voorstanders van mijnbouw worden door de
activisten dan ook gezien als personen die niet overtuigd zijn van het surplus dat de natuur, de
bossen, dieren en het water bieden. Dit onderscheid tussen ‘dood’ en ‘leven’ en een verschillende
visie op natuur creëert twee groepen die lijnrecht tegenover elkaar staan: een ‘wij’- en een ‘zij’-
groep. De activisten omschrijven zichzelf als de vertegenwoordigers van de natuur (“nosostros del
medio ambiente”) of als het volk van het platteland. De ‘zij’-groep, de voorstanders van
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
46
mijnbouwactiviteiten, worden door de activisten als “zij die enkel en alleen voor het geld kiezen,
zonder respect voor de natuur” omschreven. De ‘zij’-groep omvat in dit geval alle lokale voorstanders
van het mijnbouwproject Río Blanco, alsook het bedrijf zelf en de nationale regering. De lokale
activisten geven een volledig andere waarde aan de extractie van mineralen en benadrukken steeds
weer hun verschillende visie met de staat en het mijnbouwbedrijf:
“De centrale autoriteiten onder Alan García zijn enkel geïnteresseerd in big business, maar
niet in het leven van lokale landbouwers. Zij eten vermoedelijk enkel goud in plaats van
voedsel, zoals wij produceren.“ (José, Cajas Canchaque)
Een andere lokale boer uit Cajas Canchaque spreekt als volgt over de plaatselijke landbouwers van de
eigen gemeenschap, die wel overtuigd zijn van het mijnbouwproject:
“Zij die voorstander zijn van de komst van het bedrijf, houden niet van de landbouw en de
natuur. Zij kiezen enkel voor het geld dat ze kunnen krijgen van de mijnbouwonderneming.
Het is een vorm van gemakzucht en luiheid. Zij willen niet werken, maar enkel vlug geld
verdienen. Ikzelf wil niet de hele dag stilzitten. Wij, landbouwers, willen wel werken en
genieten van de natuur.”
De visie op landbouw, arbeid en natuur vormt dus een belangrijk onderdeel van het collectief
actieframe bij het vormen van een collectieve identiteit, waarbij landbouwers lijnrecht tegenover
mijnbouwvoorstanders geplaatst worden. In het discours van de lokale activisten is geen
mogelijkheid tot het verzoenen van beide economische activiteiten. Manuel Guerrero,
vertegenwoordiger van de gemeenschap Segunda y Cajas, vertelt dat geen enkele voorstander van
de minerale ontginningen de gronden van de gemeenschap mag betreden voor industriële
doeleinden, zelfs niet wanneer hij die wil uitvoeren met veel zin voor sociale verantwoordelijkheid en
voor nauwe samenwerking met de inheemse gemeenschappen:
“Op die manier zouden we zelf meewerken aan de vernieling van de natuur. Het bedrijf zal
op termijn vernietigen en er zullen geen andere mogelijkheden van tewerkstelling meer
zijn. Wat blijft er dan nog over voor ons?”
Lokale voorstanders van het Río Blanco-project binnen de gemeenschap Segunda y Cajas delen
deze drastische tegenstelling tussen landbouwers en mijnbouwers niet. Zij geloven dat het
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
47
mijnbouwproject er kan komen, in combinatie zelfs met verschillende landbouwprojecten, zodat
ook de landbouw kan overleven.
5.2.4. DE ROL VAN GENDER IN HET COLLECTIEF ACTIEFRAME
Naast etnische framing en het creëren van een ‘wij’- en ‘zij’-groep op basis van een verschillende
visie op natuur, wordt in het collectief actieframe van NGO’s ook speciale aandacht gegeven aan de
rol van de vrouw in de sociaal-ecologische strijd. Maar ook binnen de boerengemeenschappen zelf,
zijn er telkens aparte vrouwenbewegingen. Vrouwenorganisaties spelen een belangrijke rol bij het
bewustwordingsproces van de vrouw in de provincie Huancabamba. De Asociación de Mujeres
Trabajadoras Campesinas de la Provincia Huancabamba (AMHBA) vertegenwoordigt de verschillende
basiscomités van de caserios in de provincie Huancabamba. De organisatie werd opgericht in 1993
als antwoord op de ongelijkheid tussen man en vrouw en het ingewortelde machisme in Peru. Het
AMHBA werkt voor verschillende projecten samen met El Instituto de Apoyo al
Movimiento Autónomo de Mujeres Campesinas (IAMAMC) om de situatie van de vrouw in de
provincie Huancabamba te verbeteren.
Aan de hand van vormingssessies en workshops proberen NGO’s en vrouwenorganisaties de lokale
vrouwen te verenigen en hen een groter bewustzijn bij te brengen. Tijdens vrouwenbijeenkomsten
wordt gefocust op onder meer de lange geschiedenis van uitsluiting van de vrouw van het platteland.
Voorts worden thema’s rond autonomie, gevoel van eigenwaarde, mensenrechten, seksuele rechten,
voortbestaan en empowerment aangesneden. Dit alles met het doel om hun identiteit te verrijken
met nieuwe waarden en om hen te stimuleren zelf beslissingen te nemen. María Esther van het
vrouwencomité van de caserio Cumbicus vertelt:
“Onze vrouwenorganisatie hier in Cumbicus was zeer belangrijk voor de mobilisatie van de
vrouwen in de strijd tegen het bedrijf. We gingen naar bijeenkomsten en vormingssessies,
die georganiseerd werden door NGO’s. Op die manier kwamen we te weten wat onze
rechten zijn en kregen we meer bewustzijn over verschillende thema’s.”
De nadruk van gender in het collectief actieframe van NGO’s kan gezien worden als een strategisch
mobilisatiemiddel in de strijd tegen het mijnbouwproject. De sociale organisaties wensen de
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
48
deelname van vrouwen en jongeren in lokale organisaties en tijdens sociale protesten te stimuleren.
De aandacht gaat dan vooral naar de complementaire rollen van mannen en vrouwen in de sociaal-
ecologische strijd. Dit kan enkel door de vrouwen bewust te maken van de negatieve gevolgen van
mijnbouwactiviteiten en de implicaties die ze zullen hebben op hun eigen leven.
De sociale organisaties, die zich richten op de vereniging en de vorming van inheemse vrouwen,
leggen in hun discours de nadruk op de essentiële relatie tussen de inheemse vrouwen en de natuur.
Door te benadrukken dat de teloorgang van de natuur vooral veel gevolgen zal hebben voor de
vrouwen, ontwikkelen de lokale vrouwen een groter bewustzijn van een gedeelde bedreiging van
hun levensomstandigheden. Tijdens vormingsmomenten en andere bijeenkomsten worden land en
natuurlijke bronnen, zoals water, gedefinieerd als uitermate belangrijk voor de uitvoering van de
dagelijkse taken van de vrouwen. Zo hebben de vrouwen niet alleen de taak om mee het land te
bewerken voor de landbouw. Ze moeten ook instaan voor de dagelijkse aanvoer van water en
brandhout binnen elk gezin. Voorts moeten ze elke dag zorgen voor de bereiding van de maaltijden
en valt de gezondheidszorg van het gezin ook heel vaak op hun schouders. Daarnaast is het vooral de
taak van de vrouw om de kinderen op te voeden. De belangrijke taak van het grootbrengen van een
volgende generatie rust dus volledig op hun schouders.
“Ik wil mijn kinderen een toekomst kunnen geven in een omgeving zonder vervuiling. Mijn
kinderen moeten met een goede gezondheid kunnen opgroeien.” (Rosa, Cajas Canchaque)
“De rol van vrouwen in de gemeenschap is zeer belangrijk. Ze helpen hun echtgenoten in
de strijd tegen het mijnbouwproject. Ze hebben het bewustzijn gekregen dat ook zij de
baas over hun land zijn. Bovendien hebben ze vooral inzicht gekregen in de specifieke rol
die zij hebben in de gemeenschap én in de strijd.” (Benito Guarnizo, voorzitter van de
gemeenschap Segunda y Cajas)
Het discours van de vrouwenorganisaties benadrukt heel vaak het groter belang van participatie van
de vrouw in de strijd tegen de vervuilers van de natuur dan die van de man. De redenering is
duidelijk: de dagelijkse taken van de vrouw zijn volledig gebaseerd op het gebruik van natuurlijke
bronnen in de omgeving. De bedreiging van deze verschillende verantwoordelijkheden, waarvan het
moederschap één van de belangrijkste is, verantwoordt de participatie van de vrouw aan collectieve
acties. Op die manier krijgen ook de vrouwen uit het groene heuvellandschap een politieke identiteit
(Aliaga, 2009; De Echave et al., 2009).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
49
“De vrouwen stonden in veel mobilisaties en optochten steeds op de eerste rij. Op die
manier werden vrouwen steeds meer betrokken bij het bestuur van de gemeenschap. Dit
heeft hen niet enkel tot het niveau van participatie als actievoerders gebracht, maar
eveneens tot binnen het beleid om beslissingen te nemen.” (Magdiel Carrión Pintado)
5.3. VERANDERENDE GENDERRELATIES
Zoals we hierboven zagen, zorgde de aandacht voor het element gender in het collectief actieframe
ervoor dat vrouwen zich verenigden en begonnen deel te nemen aan protestacties. Hierdoor werden
zij steeds meer betrokken bij het overleg binnen de gemeenschap en werden ze dus meer
empowered. De ontwikkeling van het bewustzijn en een politieke macht bij de vrouwen had tot
gevolg dat de relaties tussen de mannen en de vrouwen in de gemeenschap onderling voor een groot
deel wijzigden.
“Vroeger werd er niet veel aandacht gegeven aan de vrouw. Dat is onder meer een gevolg
van het machisme in heel Latijns-Amerika. Maar nu weet de vrouw wat haar rechten zijn
en weet ze dat zij ook belangrijk is binnen de gemeenschap. Dit bewustzijn zorgde voor
een verandering in de relatie tussen man en vrouw.” (Benito Guarnizo, voorzitter van de
gemeenschap Segunda y Cajas)
Verschillende studies over vrouwenactivisme, zoals onder meer die van Bayard de Volo (2003), tonen
aan dat de deelname aan workshops en aan collectieve acties de ontwikkeling van een
empowerment bij vrouwen stimuleert, waardoor ook het zelfbeeld van de vrouwen verandert.
Empowerment kunnen we hierbij definiëren als “een proces van versterking waarbij individuen (…)
greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het
aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie” (Van Regenmortel, 2002, p.
76).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
50
Door de persoonlijke ontwikkeling van de vrouw veranderen de machtsrelaties tussen mannen en
vrouwen. Rowlands (1998) onderscheidt vier soorten van machtsverhoudingen: ‘power over’, ‘power
from within’, ‘power with’ en ‘power to do’. ‘Power over’ is de meest dominante vorm van macht en
verwijst naar een situatie van volledige dominantie. De drie andere vormen van power bieden
alternatieven voor deze ondergeschikte rol. De eerste vorm ‘power from within’ verwijst naar het feit
dat het bewustzijn van de vrouwen, door middel van de bijeenkomsten en vormingen, toenam. Het
heeft betrekking op de invulling die de vrouwen aan hun zelfontwikkeling geven en verwijst naar een
groeiend gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Tijdens de vrouwenbijeenkomsten werd ook de
‘power with’ versterkt, aangezien het gevoel gecreëerd werd om samen iets aan de bedreigende
situatie te kunnen veranderen.
De ‘empowerment to do’, de macht om zelf vernieuwend gedrag te tonen en zelf tot actie over te
gaan, vloeide voort uit de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden bij de vrouwen. De vrouwen
slaagden erin om via de workshops en vormingen hun verlegenheid langs de kant te schuiven. Dit
veranderde de relatie tussen man en vrouw en veroorzaakte gedragsveranderingen in het
straatbeeld:
“Voorheen was het vreemd om een man en een vrouw, die niet getrouwd zijn, samen te
zien wandelen door de straten. Vandaag is dat wantrouwen voor het grootste deel
verdwenen.” (Magdiel Carrión Pintado)
“Vroeger hadden we schrik om met een andere persoon te praten. Die angst spelen we nu
beetje bij beetje kwijt. In ieder geval, we hebben geen schaamte meer om te praten met
andere mensen die van buitenaf komen.” (vrouw uit Cumbicus)
Door de participatie aan vormingen begonnen de vrouwen steeds meer op te komen voor hun
rechten. Vroeger gingen enkel de echtgenoten naar bijeenkomsten van de gemeenschap, terwijl de
vrouw steeds thuis moest blijven. Het nemen van beslissingen en participeren in reünies van lokale
boeren was uitsluitend weggelegd voor de mannen.
“Vroeger, voor de strijd tegen het mijnbouwbedrijf, verlieten we nooit ons huis. We bleven
steeds thuis, werkend op onze boerderij, terwijl onze mannen naar de vergaderingen
gingen. Wij, vrouwen, wisten toen niets van buitenaf. We waren ons niet bewust van het
bestaan van sommige problemen.” (Maria Esther, Cumbicus)
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
51
“Onze echtgenoten verboden ons het huis te verlaten. We moesten binnen blijven om te
koken en om op de kinderen te passen. Ze gaven ons geen enkele aandacht. Maar nu,
dankzij de vormingen, weten we dat wij dezelfde waarde hebben.” (vrouw uit Cumbicus)
Geleidelijk aan kregen ook de mannen het bewustzijn dat de vrouw haar eigen rechten heeft. De
verandering in het gedrag van de vrouwen, die voortaan wel naar (vrouwen)bijeenkomsten van de
gemeenschap gingen, werd in het begin angstvallig onthaald door de mannen. In mijn interviews
verklaarden de lokale boeren dat ze eerst met argwaan keken naar de gedragsveranderingen van hun
vrouwen. Ook Maria Esther, leidster van het vrouwencomité in de caserio Cumbicus, beschrijft hoe
haar echtgenoot in het begin sceptisch reageerde:
“In het begin stond hij zeer afkerig tegenover de bijeenkomsten voor vrouwen. Onze
mannen in het dorp waren bang. Ze hadden niet graag dat we samenkwamen en te horen
kregen wat onze rechten waren. Mijn man was bang dat ik de leiding over hem ging
overnemen. Gelukkig veranderde beetje bij beetje ook de opinie bij de mannen. Nu vormen
de vrouwenbijeenkomsten geen enkel probleem meer voor mijn echtgenoot.”
De participatie van de vrouwen in de sociaal-ecologische strijd had, met andere woorden, als gevolg
dat er steeds meer gelijkheid tussen de man en vrouw ontstond. Tijdens mijn observaties in de
verschillende caserios was duidelijk te zien hoe de vrouwen zich geëmancipeerd hadden en steeds op
de voorgrond traden in een groep. Zo waren enkele vrouwen bij de bijeenkomsten van de
gemeenschap Segunda y Cajas telkens weer het meest actief in groepsdiscussies. Tijdens een
samenkomst met de burgemeester van Huancabamba zaten zij vooraan in de zaal en participeerden
mee in het gesprek, terwijl de meeste mannen samen achteraan zaten en zelden een inbreng deden
in het groepsgesprek. Het was opvallend hoe verscheidene vrouwen veel meer emoties, strijdlust en
doorzettingsvermogen toonden dan vele mannen uit dezelfde caserio.
Het groeiende gevoel van eigenwaarde en het toenemende belang van de rol van de vrouwen in
bijeenkomsten en protestacties had bovendien als gevolg dat de relatie tussen man en vrouw ook in
het huishouden veranderde. Enkele vrouwen uit Cumbicus vermelden dat ze veel mondiger zijn
geworden en dat er daardoor meer communicatie binnen het huishouden plaatsvindt. Ook met de
eigen kinderen is er meer conversatie volgens hen. De voorzitter van de gemeenschap Segunda y
Cajas, Benito Guarnizo, spreekt van een meer democratie in de meeste huishoudens. Omdat de
vrouwen voortaan ook buitenshuis taken vervullen, veranderen ook de taken binnen het gezin.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
52
“Als er een samenkomst plaatsvindt waar ik aanwezig moet zijn, moet er gezorgd worden
dat alle huishoudelijke taken op voorhand gebeurd zijn. Daarom is er nu meer
communicatie met mijn man over de verdeling van de taken. De karweien moeten meer op
elkaar afgestemd zijn. Waar ik voorheen de meeste taken uitvoerde, dient mijn man nu
soms enkele huishoudelijke opdrachten over te nemen, zodat ik naar de vergaderingen kan
gaan.” (Maria Esther, Cumbicus)
Toch moet het duidelijk zijn dat deze veranderingen binnen het huishouden enkel ingang konden
vinden omdat vrouwen zeer actief zijn bij bijeenkomsten en protestacties. Andere vrouwen, die
minder op de voorgrond komen bij deelname aan collectieve acties, vonden dat er sinds de strijd
tegen het Río Blanco-project weinig veranderd is in het rollenpatroon man-vrouw.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
53
5.4. VAN VERBONDENHEID NAAR WANTROUWEN BINNEN DE
GEMEENSCHAP SEGUNDA Y CAJAS
Niet alleen de relaties tussen mannen en vrouwen veranderden als gevolg van het sociale conflict,
ook het sociale weefsel binnen de gemeenschap en binnen de families wijzigde heel duidelijk. Na
aflijning van een scherpe grens in het collectief actieframe tussen de ‘wij’- en de ‘zij’-groep, sloeg de
sfeer, binnen de gemeenschap, tussen de voorstanders en de tegenstanders van het
mijnbouwproject volledig om. Alle informanten getuigden dat het conflict de oorzaak is voor een
vertrouwensbreuk binnen de gemeenschap. Ze vertelden vol heimwee over de periode van voor hun
strijd tegen het bedrijf. Daarbij benadrukten ze telkens weer dat er nauwelijks problemen waren in
de gemeenschap en dat iedereen vredevol met elkaar leefde. De enige factor die de vrede binnen de
gemeenschap voor de komst van het bedrijf soms verstoorde, was de tijdelijke infiltraties van dieven,
die het vee bij de boeren kwamen stelen.
“Vroeger waren we allemaal één familie. We aanvaardden elkaar en droegen zorg voor
elkaar. Wanneer we, als boeren, ons begonnen te verenigen in rondas, verschrompelde
ook het fenomeen van de veediefstallen. Mensen die andermans bezit stalen, werden
langs de kant geschoven. Vanaf dan kwam er een klimaat van vrede en ontwikkeling in de
gemeenschap. Wat een mooie tijd.” (inwoner Cajas Tres Acequias)
“Wij, hier, in Huancabamba hadden een goed leven. Er waren nooit problemen tussen
buren of vreemden. Maar nu is het crisis.” (Julia Guerrero, in video ‘Mining in Paradise?)
“De sfeer in onze caserio was vroeger steeds rustig. Er heerste vrede. Vandaag is dat
jammer genoeg helemaal veranderd. Er is geen stabiliteit meer. De ene persoon denkt zo
en de andere anders. We begrijpen elkaar niet meer”. (Rosa, Cajas Canchaque)
Mijn informanten betreurden dus vooral feit dat er geen vertrouwen in niemand meer is. Eén van de
oorzaken van het wantrouwen binnen de gemeenschap, is de strategie van de bedrijven om mensen
te laten infiltreren in de gemeenschap. Meestal doen ze hiervoor een beroep op kinderen van de
lokale boeren die in Piura woonden of nog steeds wonen, die hun ouders moesten overtuigen van de
positieve gevolgen van een mijnbouwproject. Het gevolg is dat er heel wat ruzies ontstonden binnen
veel families, tussen ouders en kinderen, maar ook tussen broers en zussen (De Echave et al., p. 378).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
54
“Ik heb een zus die wel voorstander is van de mijn. Ik heb er geen contact meer mee. Ze
woont nu ergens anders, maar ik weet niet waar, het interesseert me ook niet. Ik dien nog
voor niets, ze wil me enkel gebruiken. Het is dan ook beter dat ik haar vermijd. Zij volgt
haar weg, ik de mijne.” (José, Cajas Canchaque)
Ook de strategieën van het bedrijf om cadeaus te geven aan bepaalde burgers, creëerde
verdeeldheid binnen de gemeenschap. Zo gaf het bedrijf onder meer met kerstmis broodjes,
speelgoed en schoolschriften aan de arme kinderen. De onderneming schonk ook enkele keukens
aan bepaalde gezinnen.
“Iemand die geschenken van het bedrijf aanvaardt, staat onmiddellijk bloot aan roddel
binnen de vergaderingen van de ronda. Ze sluiten hem daardoor uit de gemeenschap. Hij
wordt gestraft dus.” (inwoner Cajas Tres Acequias)
“Verscheidene mensen pakten het materiaal ‘s nachts mee zodat niemand hen zag. Maar
de mensen die spullen gekregen hebben, zijn best tevreden.” (Teniente Cajas Tres
Acequias)
Eén van de lokale boeren, Higinio, die wel positief staat tegenover het mijnbouwproject beschrijft
hoe de relatie met de andere boeren van de gemeenschap voor hem helemaal veranderde. Hij
spreekt zeer geëmotioneerd over de roddels die binnen de gemeenschap over hem verspreid werden
en hoe de boeren uit zijn caserio ook kwaad gingen vertellen over hem bij zijn vrouw en kinderen. De
man gaf in zijn getuigenis verscheidene keren aan hoe diep gekwetst hij is door deze veranderingen
in het alledaagse contact met de andere lokale boeren. Bovendien zei hij dat hij bang is om vermoord
te worden. Het vertrouwen tussen hem en de andere boeren is volledig verdwenen.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
55
Wanneer ik aankom bij Higinio in Cajas Tres Acequias, neemt hij me meteen mee naar zijn hoeve die
achter zijn huis staat. “Hier kan niemand ons zien, ik zou niet willen dat ze weer kwaad over me
spreken. En dat ze denken dat ik mijn mening aan andere mensen weer opdring.” Tijdens mijn interview
vraagt Higinio verscheidene keren om mijn dictafoon stop te zetten. “Ik wil je deze informatie vertellen
omdat ze volgens mij de waarheid is. Maar ik wil niet dat ik verdere problemen met de buren krijg. Ik
heb schrik.”
Wanneer ik de volgende dag naar de iets verderop gelegen caserio Cumbicus ga voor een
groepsgesprek met enkele boeren, word ik eerst uitgevraagd over mijn gesprek met Higinio. Eén
persoon had ons toch zien zitten naast de schuur. Het duurt een half uur voor ik terug het vertrouwen
van de boeren kan winnen en ze verder willen gaan met ons gesprek.
Fragmenten uit de getuigenis van Higinio:
“We hebben vaak bijeenkomsten over het waterkanaal dat zowel de gemeenschap in het hoger deel
van het gebergte van water voorziet, als de mensen hier in het lagere gedeelte. Hiervoor bestaat er een
comité dat bekijkt welke noden er bij de bevolking zijn en welke problemen er eventueel met het kanaal
zijn. Normaal gezien participeren we allemaal in de gesprekken tijdens de bijeenkomsten. Maar sinds
het sociale conflict is dit veranderd. We kwamen samen met ongeveer 800 personen, maar de voorzitter
van het comité liet slechts enkelen aan het woord. Enkel zij die zichzelf voorstellen als de verdedigers
van de natuurlijke omgeving mochten hun zeg doen. Normaal is dit een forum om over diverse thema’s
te praten, maar toen werd er enkel over de problemen rond het mijnbouwproject gesproken. Er werd
gezegd dat het bedrijf ons van het water zou afsluiten. En toen stelden de tegenstanders van de
mijnbouw dat er geen geul meer mocht lopen naar de mensen die de komst van de mijnbouwindustrie
toejuichen. Toen keken ze allen ook naar mij. Telkens ik wou praten, ontnamen ze mij die kans. Zo zijn
de problemen begonnen. Eerst was er een discussie. Die sloeg echter om tot een scheldpartij. Niemand
had nog vertrouwen in mij, enkel en alleen omdat ik wel positief denk over een toekomst met het
mijnbouwproject. Ze gingen zelfs naar mijn familie om mij in vraag te stellen.”
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
56
Tijdens informele gesprekken met de lokale boeren, vertelden ze mij dat er heel wat mensen in de
caserios wonen, die misschien wel open staan voor het mijnbouwproject, maar dit niet durven te
uiten uit angst om uit de gemeenschap gestoten te worden. Het gevolg is dat slechts heel weinig
mensen in de caserios kenbaar maken voorstander te zijn van mijnbouwactiviteiten in de toekomst.
Eén van de gevolgen hiervan is dat er onderling wantrouwen is ontstaan tussen de lokale boeren. Dat
het moeilijk is om van iedereen te weten of ze al dan niet tegenstander of voorstander van het
project zijn, blijkt ook uit mijn groepsgesprek met de lokale boeren in Cumbicus:
Getuigenissen over de Internationale dag van de vrouw in Cajas Tres Acequias
“Nadien was er de internationale dag van de vrouw in onze caserio. Ze vielen ons aan en een meisje
kwam naar mij en zei: ‘Het is beter dat je beschutting zoekt.’. Ik zei nog dat ik niets van plan was en
dat ik ook niet zou weglopen. Maar ze waarschuwde mij nogmaals dat ze me zouden vermoorden.
Geleidelijk aan kreeg ik toch schrik en ben ik dan maar naar binnen gegaan. Ik hoorde het
geschreeuw en het tumult van op verre afstand. Toen is het tot een gewelddadige confrontatie
gekomen. Een zwangere vrouw hebben ze geslagen, waardoor ze later haar baby verloor. De
bijeenkomst ontaardde in een terroristische actie. Ze staken het podium, dat we zelf hadden
opgesteld, in brand. We hadden inderdaad steun gekregen van het bedrijf voor de organisatie van
deze avond. Ook om een muziekbandje te laten optreden. De muziekgroep bestond uit jongeren van
onze eigen gemeenschap. We kregen 2.000 soles om er een feest van te maken en de mensen te
laten dansen. Maar de boeren van onze gemeenschap staken de motorfiets van de band in brand en
stalen hun gitaren. Nadien zijn we naar Piura en Lima getrokken om aangifte te doen bij het
Defensoría del Pueblo.” (Higinio)
“Verscheidene zwangere vrouwen zakten met hun kinderen af naar Tres Acequias. Je moet weten dat
onze dorpen vergeten worden door de regeringsleiders. Dus, niemand ontvangt hier ooit iets voor de
Internationale Dag van de Vrouw. Nu echter ging men ons geschenken geven. Maar de geschenken
kwamen van het bedrijf. Iedereen geraakte gefrustreerd, begon te vechten en stoelen in brand te
steken. Het was zeer triestig om aan te zien. Sindsdien is de angst binnen de gemeenschap alleen
maar toegenomen.” (vrouw uit Cajas Shapaya)
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
57
“Slechts van enkelen weten we dat ze voorstanders zijn van het mijnbouwproject. Maar
anderen laten hun gezicht niet zien. Ze vergaderen ’s nachts, waarschijnlijk in een gesloten
huis. Van sommigen weten we dat ze banden hebben met het mijnbedrijf doordat hun
stem te horen was op radiostations die positief staan tegenover het mijnbouwbedrijf. Op
de radio stelden ze zich op als leiders van de gemeenschap. Onterecht, ze zijn in onze ogen
enkel de leiders van het mijnbouwproject.” (inwoner Cumbicus)
Als gevolg van het sociale conflict, waarin de gemeenschap Segunda y Cajas verzeild is geraakt,
ontstond er zware verdeeldheid tussen de lokale boeren. Terwijl men woorden als ‘rust’, ‘vrede’ en
‘verbondenheid’ gebruikt voor de periode voor de mijnbouwdiscussie, spreekt men vandaag nog
slechts over angst en wantrouwen binnen de leefgroepen. In het volgende hoofdstuk zien we dat
verdeeldheid niet enkel veroorzaakt werd door de komst van het mijnbouwbedrijf, maar eveneens
door de aanwezigheid van NGO’s.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
58
6. DYNAMIEKEN BINNEN HET ACTIVISME VAN
SOCIALE BEWEGINGEN
In dit hoofdstuk wensen we enkele dynamieken te onderzoeken van de relatie tussen staat, civil
society-actoren en markt tijdens het sociale conflict in Huancabamba. Het protest van sociale
bewegingen wordt hierbij gezien als een dynamisch proces. Het doel is om enkele dynamieken
tijdens het activisme van sociale bewegingen tegen het licht te houden. Het lokaal protest tegen het
mijnbouwproject zien we als een complex proces van organisatie van sociale bewegingen tussen
verschillende actoren (Kraemer et al., 2011).
6.1. ECONOMISCHE SITUATIE EN HOUDING VAN REGERING:
BELANGRIJKE FACTOREN IN HET PROTEST
Het verzet tegen het mijnbouwproject Río Blanco mogen we niet bekijken als een vaststaand feit, wel
als een veranderend gegeven. Ook de evolutie in het gedrag van de individuele burgers speelt een
belangrijke rol. Tijdens mijn observaties en gesprekken werd duidelijk dat de drive om deel te nemen
aan collectieve acties en de mening over het mijnbouwproject bij heel wat personen in de provincie
Huancabamba wijzigden doorheen de laatste jaren. Hieronder vermelden we twee factoren die al
dan niet een grote invloed hadden op de verschuiving van opinies en actiegerichtheid, namelijk de
reactie van de staat en politie op collectief protest en de economische context van hun strijd tegen
mijnbouwactiviteiten.
Repressiviteit als verlammend effect?
Eén van de factoren die een invloed kunnen hebben op de wil om blijvend deel te nemen aan
protestacties, is het repressief optreden van de ordediensten. Sinds de prille dagen van het protest
tegen het Río Blanco-project vielen al zeven dodelijke slachtoffers. Bovendien werden vele
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
59
deelnemers gewond of zelfs mishandeld. Eén van deze personen is José Ramirez uit Cajas Canchaque.
Bij een hevige confrontatie met de politie in zijn caserio verloor de man een been. Sindsdien kan hij
niet meer als landbouwer werken, waardoor alle taken op de rug van zijn vrouw vallen.
Opvallend is dat deze tragische gebeurtenissen geen of nauwelijks impact hebben op de boeren die
op de eerste rij meestrijden tegen het mijnbouwproject. In hun getuigenissen, vooral van lokale
boeren uit Cumbicus en Cajas Canchaque, verklaarden zij steeds geen angst te hebben van de politie.
Ook de vrouw van José Ramirez uit Cajas Canchaque deinst niet terug:
“Wanneer ik de volgende keer in aanraking zal komen met de politie, zal ik geen angst
hebben. Wanneer de regering niet wil luisteren naar het volk, is er maar één remedie die
overblijft: met al onze kracht ons grondgebied verdedigen.” (Rosa)
Tijdens mijn gesprekken met de lokale bevolking werd het duidelijk dat zij, die het hevigst betrokken
zijn bij het sociale conflict, net het minst angst hebben. Het onrecht dat hen aangedaan wordt door
het repressieve optreden van de staatsactoren, creëert bij hen vooral woede. Woede die uiteindelijk
wordt vertaald in de wil om steeds weer deel te nemen aan protestacties.
Heel veel lokale boeren zijn echter veel minder betrokken bij het sociale conflict en vertonen zich
nauwelijks op de voorgrond van de collectieve acties. De politieke ombudsman (teniente) van Cajas
Tres Acequias, waar de mensen over het algemeen iets minder hevig met ‘de’ strijd begaan zijn,
vertelt hoe angst een grote rol speelt in zijn caserio:
“De mensen zijn bang geworden, onder meer door de verdeeldheid binnen de
gemeenschap. Ook voor de protestacties lopen ze niet echt warm meer. Wanneer men
morgen tegen ons zegt: ‘Kom, ga meer met ons naar een protestactie’, dan zullen slechts
weinigen van deze caserio nog willen meegaan. Ze weten immers dat hen een
confrontatie met de politie wacht.”
Economische context
Een tweede factor die zeer belangrijk is voor de opinieverschuivingen rond het mijnbouwproject is de
economische context waarin de lokale boeren zich bevinden. Tijdens mijn observaties in de caserios
stelde ik dagelijks veel openbare dronkenschap. Vaak van ‘s morgens vroeg al. Velen van hen
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
60
klaagden steeds over het gebrek aan werk en inkomsten, waardoor zij naar drank grijpen. De hoge
armoedecijfers en de werkloosheidsgraad in de provincie Huancabamba hebben een groot effect op
de publieke opinie over het mijnbouwproject.
De politieke ombudsman (teniente) van Cajas Tres Acequias ziet een verschuiving in de reactie van de
boeren uit zijn caserio. Terwijl er vroeger, volgens hem, niemand in zijn caserio voorstander was van
het mijnbouwproject, kent hij nu wel enkele personen die van mening zijn veranderd. Maar als
politieke autoriteit wil hij zich daar niet tegen verzetten, hij moet immers alle meningen van zijn
caserio vertegenwoordigen. Omdat hij contact hield met deze voorstanders van de mijn, werd hij in
vraag gesteld door de andere lokale boeren. Zij probeerden om hem, wegens zijn vermeende
sympathie voor het mijnbouwbedrijf, zijn functie af te nemen. De teniente getuigt over de
ommezwaai in de reacties van de inwoners uit zijn caserio:
“Omdat er geen tewerkstellingsmogelijkheden zijn, beginnen de mensen zich te
verzetten. Ook onze nieuwe burgemeester Ramiro Ibañez zal niet alle mensen, die hem
steunen, werk kunnen bezorgen. Verscheidene boeren beginnen dit te beseffen en
veranderen van mening.” (teniente Cajas Tres Acequias)
“We leven inderdaad al altijd van de landbouw. Maar die is niet winstgevend. We willen
een landbouw met nieuwe technologieën. Maar er verandert niets. Ik heb gehoord dat ze
nieuwe geavanceerde technologieën zullen gebruiken bij het mijnbouwproject. Misschien
is het toch een oplossing voor de armoede hier zonder al te grote vervuiling.” (Inwoner
Cajas Canchaque)
“De gemeentebesturen slagen er niet in om werk te creëren voor iedereen. Daarom zijn
er al behoorlijk veel mensen die willen dat het mijnbouwproject zich ontwikkelt, zodat
ook zij kunnen werken.” (Gabino, Huancabamba)
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
61
De economische context waarin de lokale landbouwer Higinio een voorstander werd van het
mijnbouwproject
Als voorbeeld van de economische mogelijkheden die de context scheppen waarin individuen een visie
ontwikkelen omtrent het mijnbouwproject, bekijken we hieronder de getuigenis van Higinio. In de
volgende paragraaf richten we ons ook op de functie die Higinio tot zich nam in een organisatie dat door
het mijnbouwbedrijf werd gesteund.
Higinio woont reeds zijn hele leven in de caserio Cajas Tres Acequias. Hij ging slechts 5 jaar naar de
basisschool, die zich recht tegenover het huis van zijn ouders bevond. Als kind van twee landbouwers
hielp hij al snel mee op het veld. Vanaf zijn veertiende werkte hij elke dag in de landbouw. Zijn huis
bevindt zich op een centrale plaats in de caserio, daar waar ook het wandelpad naar de nabijgelegen
caserio Cumbicus begint. Op die manier had hij, tot voor het sociale conflict losbrak, veel contact met de
mensen in zijn omgeving. Hij participeerde steeds in de bijeenkomsten van de gemeenschap. Higinio
vertelt hoe hij plezier beleeft aan de arbeid in de landbouw, hoe hij echt kan genieten van de natuur.
“Ik sta elke dag op met veel zin om te werken. Ik voel me gelukkig wanneer ik mijn velden in
trek. De natuur, die ik hier in Huancabamba ervaar, heb ik nog niet in andere regio’s gezien.
Laat ons dus maar zeggen dat God ons een paradijs geschonken heeft.”
Volgens de man heeft de provincie Huancabamba enorm veel potentieel, zoals onder meer het toerisme
naar de Huaringa-meren en de landbouw. Op dit vlak heeft Higinio doorheen de jaren een andere
mening ontwikkeld dan die van de meerderheid binnen zijn gemeenschap. Volgens hem is de mijnbouw
ook één van de potentiele oplossingen voor de werkloosheid in de provincie Huancabamba. Het gebrek
aan economische middelen in de provincie noopt hem, naar eigen zeggen, tot een positieve attitude
tegenover mijnbouw. Het probleem ligt volgens hem voor een groot deel bij het lokale bestuur van de
districten en de provincie.
“De problemen en conflicten die ik vandaag zie, zijn voor mij een gevolg van wat ik al
jarenlang als het grote probleem in Huancabamba ondervind: een gebrek aan economische
middelen. Ik durf vrijuit te praten als het gaat over het beleid van de burgemeesters van de
districten en van de provincie. De waarheid is dat zij niets doen. Het enige wat zij voor ogen
hebben, is zelf zoveel mogelijk voordelen ontvangen. De anderen interesseren hen niet,
zolang hun families in goede omstandigheden kunnen leven.”
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
62
Higinio verwijst onder meer naar het erbarmelijke niveau van onderwijs in de lokale scholen en de
slechte staat van de wegen in de provincie. Volgens hem is dit niet alleen het gevolg van de slechte wil
van de lokale regeringen, maar eveneens het gevolg van te weinig economische middelen. In dit verband
spreekt hij ook over herbebossingsprogramma’s:
“Er zijn veel zones die dringend herbebost moeten worden. Als het geen direct voordeel voor
Peru oplevert, dan wel voor andere landen, voor het milieu in het algemeen. Volgens mij zijn
er duizenden hectares die herbebost moeten worden in Huancabamba. Maar er gebeurt
helemaal niets. Mede door een gebrek aan middelen.”
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
63
6.2. COUNTER MOBILIZATION VAN HET MIJNBOUWBEDRIJF
Heel vaak wordt in de literatuur over ‘anti-corporate movements’ een relatief eenzijdig beeld
geschetst van een homogene groep sociale actoren. De aandacht gaat dan naar een alliantie van
NGO’s en andere sociale bewegingen die samen strijden tegen bedrijven in een bepaald conflict
(Kraemer et al., 2011, p. 6). Echter, door bedrijven enkel als mikpunten binnen de strijd te
presenteren, wordt het potentieel van die bedrijven om ook zelf actoren te worden in activiteiten
van sociale bewegingen over het hoofd gezien. Davis et al. (2008) spreken in dat opzicht over
‘counter mobilization’. In ‘The Greenpeace Guide to Anti-Environmental Organizations’ (Atkinson,
1993) spreekt men van ‘astroturf-organizing’. Door dergelijke ‘counter-bewegingen’ kunnen
bedrijven op grassrootsniveau proberen om hun agenda door te drukken: "The use of such corporate
'front groups' enables corporations to take part in public debates and government hearings behind a
cover of community concern” (Geciteerd in: Rasmussen, 2002).
Ook het bedrijf Río Blanco Copper voerde een dergelijk strategie uit en gaf steun aan twee nieuwe
organisaties in de provincie Huancabamba, die de gemeenschap Segunda y Cajas zouden
vertegenwoordigen: het Frente de Unidad de la Comunidad Campesina de Segunda y Cajas en het
Frente de Defensa de los Intereses de la Comunidad de Segunda y Cajas. De opstart van dergelijke
organisaties die eenzelfde functie hebben als de Comunidad Campesina de Segunda y Cajas is een
duidelijke strategie van het bedrijf om zelf een actor te worden in activiteiten van sociale
bewegingen. Voorheen ontwikkelde het bedrijf al comités op die diverse vormingssessies aan de
lokale bevolking aanbood. De parallelle organisaties hadden als doel om ondersteuning te bieden aan
de sociale programma’s van het bedrijf. Een landbouwer uit Cumbicus vertelt:
“Op de radio stelden Juan Pusma en Higinio (Voorzitter en vice-voorzitter van het Frente
de Unidad) zich voor als de leiders van onze gemeenschap. Maar het zijn valse leiders.
Het zijn vertegenwoordigers van het mijnbedrijf.”
Een andere opvallende ontwikkeling was het feit dat de voorzitter van het Frente de Defensa de los
Intereses de la Comunidad de Segunda y Cajas, Leoncio Huaman, zich kandidaat stelde bij de
verkiezingen van de gemeenschap om voorzitter te worden. Leoncio bezocht de meeste caserios om
propaganda te voeren. Hoewel hij dat zelf ontkent, is bijna iedereen in Huancabamba ervan
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
64
overtuigd dat die propaganda gesponsord werd door het mijnbouwbedrijf. Leoncio Huaman kreeg
uiteindelijk weinig steun van de gemeenschap en werd niet verkozen.
“Hij vertrok met een hoop geld. Hij gaf geschenken, t-shirts, luciferdoosjes, al dan niet
met cash geld erin. Hij organiseerde soms zelfs een middagmaal in enkele caserios. Het
bedrijf betaalde alles.” (inwoner Cajas Canchaque)
Dat Higinio, voormalig vice-voorzitter van het Frente de Unidad de la Comunidad Campesina de
Segunda y Cajas, overtuigd werd om in een organisatie, die opgezet was door het bedrijf, te
participeren, is eveneens duidelijk het gevolg van een context die gestuurd wordt door economische
omstandigheden.
“Het zijn deze armoedeproblemen die ik begon in te zien en waarbij ik vond dat we ons
moesten organiseren. Want deze problemen doorgeven aan onze kinderen, dat kan niet.
We moeten er nu een antwoord op vinden en volwassen oplossingen ontwikkelen. Ik
voelde mij verplicht om iets te doen en daarom nam ik de functie van vice-president van
het Frente de Unidad aan. We bundelden onze krachten en vergaderden. We zochten
naar oplossingen voor de problemen in Huancabamba.”
“Het bedrijf hielp ons met onze organisatie. Het nodigde ons uit op enkele
samenkomsten. Ik zal niet ontkennen dat we veel steun kregen. Maar steeds steun
zonder enige voorwaarde. Telkens wanneer we erom vroegen, kregen we praktische
hulp. Maar nooit zeiden ze ons wat we moesten doen. Enkel om bepaalde bijeenkomsten
te organiseren, kregen we ook financiële steun. Bijvoorbeeld met kerstmis of nieuwjaar
vroegen we hen om iets te willen schenken aan ons volk. We kregen schoolschriften,
potloden en broodjes (paneton).”
Naast het organiseren van bijeenkomsten en het implementeren van sociale programma’,
zoals onder meer de aanleg van betere wegen, was één van de strategieën van het bedrijf het
uitdelen van geschenken aan de gemeenschap Segunda y Cajas. Het bedrijf gaf, vaak via de
organisatie van Higinio, allerlei geschenken zoals broodjes, chocolade en schoolgerei aan de
lokale families.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
65
Tijdens mijn groepsgesprek met de boeren uit Cumbicus, een caserio met opvallend weinig
interne verdeeldheid, krijg ik te horen dat niemand, of misschien slechts een enkeling, ooit
geschenken van het bedrijf heeft aanvaard. Higinio ontkende dit verhaal. Hij zei dit:
“Het bedrijf helpt onze gemeenschap met goede bedoelingen. Het gaf ons bakstenen en
cement. Ook het project van de verbeterde keukens hielp verscheidene families. De
vrouwen moeten nu niet meer op de grond koken en kunnen gelijktijdig drie kookpotten
verwarmen. Maar de tegenstanders van de investeringen stuurden groepen op sommige
huizen af om de keukens te vernietigen. Nochtans had het bedrijf zeer goede
bedoelingen.”
“om onrust te vermijden schonken we de keukens daarom vaak zonder
medeweten van de omgeving. Vaak ongemerkt tijdens de nacht. Het is gewoon
een noodzaak voor sommige families. Mensen kwamen ook ‘s nachts voedsel
halen en keerden meteen terug naar hun huis.”
De negatieve reacties van de gemeenschap op de gift van ‘cadeaus’ door het bedrijf, waren
aanleiding tot een gewelddadige confrontatie tijdens een bijeenkomst in Cajas Tres Acequias in
het teken van de ‘Internationale Dag van de Vrouw’. De bijeenkomst werd georganiseerd door
Higinio en zijn organisatie. Wat een groot feest moest worden, eindigde in een ware veldslag.
Verscheidene boeren van de gemeenschap Segunda y Cajas vertelden dat de voorstanders van
de mijnbouw geviseerd en aangevallen werden.
De relatie tussen Higinio’s organisatie en de rest van de gemeenschap Segunda y Cajas werd
vanaf het begin getekend door veel haat. Hij kan dan ook weinig goeds vertellen over de
meeste leden van de gemeenschap. Volgens hem verdedigen ze niet de natuurlijke omgeving,
maar zijn ze enkel vertegenwoordigers van het geweld. Volgens Higinio betekenden de
gewelddadige acties en de bedreigingen het einde van de bijeenkomsten van zijn organisatie.
Hij stelt angst voor meer bedreigingen van de gemeenschap één van de redenen was voor het
stopzetten van de samenkomsten.
“Op de duur waren ik en mijn familie bang om het huis te verlaten. Ik had geen
vertrouwen meer. Maar sinds ik gestopt ben met mijn functie in de organisatie,
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
66
lijkt alles een beetje bedaard te zijn. Vandaag verlaat ik weer mijn huis zonder
erbij na te denken.”
In 2008 diende het Frente de Unidad de la Comunidad Campesina de Segunda y Cajas
uiteindelijk een klacht tegen de milieuactivisten in bij de regionale regering. De organisatie
beschuldigde verscheidene personen van terrorisme, bendevorming, beschadigingen, diefstal
en slagen en verwondingen. De klacht werd uiteindelijk geklaseerd. Hij is typerend voor de
verdeeldheid die een sociale organisatie, gesteund door het mijnbouwbedrijf, kan zaaien
binnen een leefgemeenschap.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
67
6.3. NGO’S ONDER VUUR IN DE PROVINCIE HUANCABAMBA
6.3.1. VERTEGENWOORDIGING VAN DE RONDAS CAMPESINAS
De vertegenwoordiging van de boerengemeenschappen in de provincie Huancabamba gebeurt
via de centrale organisatie van rondas campesinas. In deze masterproef vermeldden we dat
Manuel Guerrero de vertegenwoordiger van de gemeenschap Segunda y Cajas is. Maar zijn
leiderschap wordt betwist door een groot deel van de provinciale bevolking.
De verdeeldheid bij de lokale bevolking is te merken in de organisatie van
boerengemeenschappen in Huancabamba. De provincie telt immers twee groeperingen van
alle rondas campesinas in de provincie: Een Central Nacional de Rondas Campesinas de
Huancabamba, met als voorzitter Pedro Velasco, en een Central Unica Provincial de Rondas
Campesinas de Huancabamba, met als voorzitter Duberly Martínez Bermeo. Beide organisaties
beweren dat zij bevoegd zijn voor de vertegenwoordiging van de boerengemeenschappen.
Volgens Duberly Martínez Bermeo is de organisatie van Pedro Velasco illegaal omdat deze niet
ingeschreven staat in de publieke registers. Gabino Zurita, de vorige voorzitter van de
organisatie van Duberly Martínez, verklaart:
“Wanneer morgen een nationale commissie naar hier afzakt om te zoeken naar
een oplossing voor de problemen in de provincie, dan zullen zij enkel de
organisatie van Duberly oproepen. Ik was één van de personen die de organisatie
wettelijk heeft ingeschreven. De organisatie van Pedro Velasco is nergens
ingeschreven en is bijgevolg illegaal.”
De ingewikkelde situatie van vertegenwoordiging wijten veel van mijn informanten aan de
aanwezigheid van NGO’s in Huancabamba. Zij wijzen op het feit dat de organisatie van Pedro
Velasco, en eveneens van de vertegenwoordiger van de gemeenschap Segunda y Cajas Manuel
Guerrero, financieel gesteund wordt door de NGO’s. Ze betreuren dat de NGO’s op deze
manier sociale conflicten veroorzaken tussen de lokale gemeenschappen zelf.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
68
“Manuel Guerrero leeft van deze situatie. Hij heeft geen ander werk. Dat geldt ook
voor Benito Guarnizo, voorzitter van de gemeenschap Segunda y Cajas, en voor de
burgemeester Ramiro Ibañez”.
Manuel Guerrero is zich bewust van het feit dat zijn organisatie, wettelijk gezien, de
gemeenschap niet mag vertegenwoordigen. Voorlopig heeft dit volgens hem geen gevolgen.
Hij verwijst daarbij naar de steun die ze krijgen van de gemeenschap Segunda y Cajas. Volgens
hem is de staat daardoor verplicht om de organisatie telkens op de roepen bij
dialooginitiatieven.
“Sinds 3 jaar hebben we voor de staat geen legitimiteit meer om de gemeenschap
te representeren, maar voor de gemeenschap zelf zijn wij hun enige legitieme
vertegenwoordigers.” (Manuel Guerrero)
In september 2010 vond een persconferentie in Piura plaats over de internationale campagne
‘Mining in Paradise?’. Ook personen van de organisatie van Duberly Martínez en leiders van
enkele boerengemeenschappen zakten af naar Piura. Zij wilden de manipulatie van
verscheidene NGO’s in de pers aanklagen. Volgens hen brengen de NGO’s valse lokale leiders
naar voor en brengen op die manier de gemeenschappen in verdeeldheid, in naam van een
sociaal-ecologische strijd. De aanklachten waren vooral gericht aan NGO’s zoals Red Muqui,
CooperAcción en FDSFN, maar ook aan lokale leiders die volgens de aanklagers de bevolking
illegaal representeren, enkel en alleen om er zelf voordeel uit te halen. De sociale organisaties
reageerden reeds op deze aantijgening en benoemen de heer Duberly Martínez een
‘misleider’. Volgens de organisaties is hij enkel geïnteresseerd in eigen economische
voordelen, maar niet in die van de gemeenschappen. Bovendien verklaarden zij de organisatie
van Duberly eveneens illegaal op basis van een andere wet van de rondas campesinas. De hele
polemiek bewijst dat de gemeenschappen in de provincie Huancabamba onderling enorm
verdeeld zijn. Een groot deel van de lokale bevolking legt de schuld hiervoor bij de NGO’s en
vraagt dat die zich terugtrekken (Chiroque, 2010, 18 september; Navarro, 2010, 18
september).
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
69
“De NGO’s strijden enkel tegen het mijnbouwproject. Maar beseffen ze wel wat
onze situatie is? We hebben nieuwe economische mogelijkheden nodig. Maar daar
zorgen de NGO’s niet voor. Ze brengen voorlopig vooral verdeeldheid.” (inwoner
Cajas Canchaque)
6.3.2. HET VOLK AAN HET WOORD: ‘CORRUPTIE EN EIGENBELANG’
Het wantrouwen in de werking van de NGO’s in de provincie Huancabamba werd eveneens
opgewekt door de recente lokale verkiezingen. Een groot deel van de bevolking klaagt dat de
verkiezingen niet transparant zijn verlopen. Veel van mijn informanten duidden mij op het feit
dat de verkiezingen in Huancabamba eigenlijk gewonnen werden door een andere kandidaat,
namelijk Saona. Maar in het district El Carmen de le Frontera zou een enorme fraude
plaatsgevonden hebben.
Tijdens mijn observaties in de provincie werd dan ook duidelijk dat niet iedereen eenduidig
positief staat tegenover de nieuwe burgemeester Ramiro Ibañez.
“We begrijpen niet van waar de stemmen komen. In het district El Carmen de la
Frontera vond, in vergelijking met de vorige verkiezingen, een enorme stijging van
het aantal stemmen plaats. Onze vorige burgemeester won de verkiezingen met
6.000 stemmen. In deze verkiezingen haalde Saona 11.000 voorkeursstemmen,
maar toch slaagde Ramiro Ibañez erin om nog meer stemmen te halen. Vanwaar
al die stemmen plots komen? Geen idee.” (inwoner Cajas Tres Acequias)
De geruchten lopen dat Ramiro Ibañez, met hulp van de NGO’s, identiteitnummers van
overleden burgers gebruikte om een groter stemmenaantal te genereren. Deze opinies zijn
een duidelijk voorbeeld van het wantrouwen in NGO’s dat er bestaat bij een groot deel van de
bevolking.
Bij zijn aanstelling, besloot Ramiro Ibañez meteen om zichzelf een kleiner loon als
burgemeester toe te eigenen. Een beslissing die, normaal gezien, op veel positieve reacties van
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
70
de bevolking zou moeten kunnen rekenen. Dat is echter nauwelijks het geval. Veel van mijn
informanten zien hier een populaire maatregel in en benadrukken dat dit gewoon mogelijk is
om dat hij veel geld krijgt van de NGO’s. Deze financiële steun aan bepaalde leiders schept
volgens mijn informanten een sfeer een verdeeldheid:
“De NGO’s creëren verdeeldheid in Huancabamba omdat ze enkel bepaalde lokale leiders
steunen. De andere gemeenschappen in de provincie Huancabamba werden zich hiervan
bewust en distancieerden zich.” (inwoner Huancabamba)
“Ze voeden de overtuiging dat ze bepaalde personen en groepen naar hun hand
proberen te trekken. Ze geven hen financiële bijdragen. Stevige financiële bijdrages.
NGO’s zoals Conacami, Fedepaz, CooperAccion spannen bepaalde mensen voor hun kar
die de gemeenschap moeten representeren. Maar zij zijn niet geïnformeerd door de
bevolking.” (Gabino, Huancabamba)
Ook de financiële steun aan andere lokale leiders, zoals aan Manuel Guerrero die de
gemeenschap Segunda y Cajas vertegenwoordigt, wordt enorm onder vuur genomen. Enkele
informanten zijn van mening dat deze leiders slechts uit persoonlijk financieel belang hun
functie op zich nemen. Ook de selectieve aandacht voor de gemeenschap Segunda y Cajas,
waarvan enkele leiders financiele steun krijgen, wordt door veel informanten enorm gehekeld.
“De NGO’s werken niet op het niveau van de provincia Huancabamba, maar bevinden
zich enkel bij de gemeenschap Segunda y Cajas. De andere gemeenschappen krijgen
geen aandacht van de NGO’s. Ondanks het feit dat er ook op hun grondgebied
mijnbouwconcessies rusten. De NGO’s verklaren hun aanwezigheid bij de gemeenschap
Segunda y Cajas omwille van het feit dat deze gemeenschap in een sociaal conflict
betrokken is. Maar ook de andere gemeenschappen zijn in conflicten betrokken. De
NGO’s moeten eigenlijk in alle gemeenschappen aanwezig zijn.”
“De naburige gemeenschappen hebben zich afgescheiden van de gemeenschap Segunda
y Cajas. Dat is één van de thema’s die leven in Huancabamba.” (Gabino, Huancabamba)
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
71
7. BESLUIT
De sinds de jaren 1990 boomende mijnbouwsector in Peru zorgde voor een snelle integratie van de
Peruaanse economie in de wereldmarkt. De economische ontwikkeling vond echter niet plaats onder
een beleid dat respect opbrengt voor de inheemse gemeenschappen. Het grote aantal sociale
conflicten in Peru werd het logische gevolg van een regering die enkel gericht was op het aantrekken
van private investeringen en geen aandacht had voor de participatie van de Peruaanse burger en de
eerlijke verdeling van de winsten. Bovendien veroorzaakte de groeiende mijnbouwsector een
enorme milieu-impact en een stijgende landdruk. Verschillende grassrootsbewegingen in Peru
voeren nog steeds een sociaal-ecologische verdelingsstrijd om de eigen livelihoodsvoorzieningen te
beschermen. Ook het conflict tegen het mijnbouwproject Río Blanco in Noord-Peru beschouwen we
als een voorbeeld van het groeiende ecologismo popular in het Zuiden.
De strijd tegen het grote ontginninsproject van koper en molybdeen in de provincies Huancabamba
en Ayabaca resulteerde intussen al in verregaande gevolgen voor de inheemse gemeenschappen.
Sinds het begin van de protesten vielen al zeven doden en verscheidene gewonden. Daarnaast
werden lokale boeren tijdens één van de vele protestacties bedreigd en mishandeld. Vooral de
gemeenschap Segunda y Cajas uit de provincie Huancabamba kreeg het al hard te verduren.
In deze masterproef onderzochten we welke sociale dynamieken zich ontwikkelden (en nog steeds
verder ontwikkelen) tijdens het sociaal-ecologische verdelingsconflict in de provincie Huancabamba.
Daarbij keken we eerst naar de mobilisatieprocessen van de lokale bevolking. Hierbij werd duidelijk
dat zowel een duurzame visie, etniciteit als gender gehanteerd werden in het collectief actieframe
van NGO’s en andere sociale organisaties. Met als doel om een collectieve identiteit te ontwikkelen.
De vorming van een collectieve identiteit is een noodzakelijke voorwaarde voor de mobilisatie van de
lokale burger bij protestacties. Maar we zagen ook hoe deze collectieve identiteit een verandering
teweegbracht in de sociale relaties binnen de gemeenschap Segunda y Cajas. Waar voorheen deze
bevolkingsgroep van lokale boeren vrede en rust ademde, wordt hij nu geteisterd door angst en
wantrouwen.
Voorts bekeken we het sociale conflict als een evoluerend proces doorheen de tijd. Hierbij werd
duidelijk dat enkele lokale boeren zich steeds minder hevig in de strijd tegen het mijnbouwproject
zijn gaan opstellen. Aanleiding is de slechte economische toestand in de provincie Huancabamba.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
72
Ook angst voor nieuwe repressieve reacties van de politie heeft een verlammende werking op de
mobilisatiekracht binnen de gemeenschap. Toch één kanttekening hierbij: heel veel lokale boeren
deinzen niet terug voor het fenomeen angst. Met de herinnering aan gedode of gewonde
medeburgers ontwikkelen zich steeds meer haatgevoelens.
Een belangrijk gegeven in het sociale conflict in Huancabamba is de ontwikkeling van counter-
bewegingen door het mijnbouwbedrijf. Via deze sociale basisorganisaties probeerde het bedrijf zijn
gedachtengoed aan de lokale bevolking te verspreiden. Deze bewegingen brachten vooral veel
verdeeldheid binnen de gemeenschap. De organisaties stierven uiteindelijk een stille dood.
Tenslotte peilden we naar de publieke opinie over de rol van NGO’s in het sociale conflict. Een groot
deel van de provinciale bevolking staat zeer argwanend tegenover de komst van NGO’s en
beschouwen hen als de oorzaak van verdeeldheid tussen de verschillende gemeenschappen in de
provincie Huancabamba. De eenzijdige focus op de gemeenschap Segunda y Cajas en de financiële
steun aan enkele lokale leiders worden zeer kritisch bekeken door vele inwoners. Bovendien kregen
de NGO’s, tijdens mijn interviews, meermaals de kritiek van enkel tegen het mijnbouwproject te
strijden, maar niets te doen aan de zeer beperkte tewerkstelling in Huancabamba. Vaak kregen de
NGO’s de suggestie om de provincie te verlaten indien ze geen verandering kan brengen in deze hoge
werkloosheidscijfers. De grote armoede in Huancabamba, vooral op het platteland, kan de lokale
bevolking steeds meer in de richting van een mijnbouwproject drijven.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
73
8. LITERATUURLIJST
Geraadpleegde boeken en readers
Bebbington, A. (Ed.) (2007a). Minería, movimientos sociales y respuestas campesinas: una ecología
política de transformaciones territoriales. Lima. Instituto de Estudios Peruanos.
Bebbington, A., Connarty, M., Coxshall, W., O’Shaughnessy, H. & Williams, M. (2007). Minería y
desarrollo en el Perú: con especial referencia al proyecto Rio Blanco, Piura. Lima: Oxfam
Internacional; IEP; CIPCA; PSG.
Debruyne, P. (2008a). Voorbij het ecologische verdelingsconflict: de ruimtelijk-ecologische strijd voor
rechtvaardigheid in een volle wereld. In: Doom, R. (Ed.). (2008). Conflict en ontwikkeling.
Overleven n de grensgebieden van de globalisering. Gent: Academia Press, p. 357-386.
De Echave, J. (2009). Minería & conflictos sociales en el Perú. In: De Echave, J., Hoetmer, R. &
Palacios Panéz, M. (2009). Minería y territorio en el Perú: conflictos, resistencias y propuestas en
tiempos de globalización. Lima: Conacami, CooperAcción, Universidad Nacional Mayor de San
Marcos, Programa Democracia y Transformación Global. p. 107-131.
De Echave, J., Hoetmer, R. & Palacios Panéz, M. (2009). Minería y territorio en el Perú: conflictos,
resistencias y propuestas en tiempos de globalización. Lima: Conacami, CooperAcción,
Universidad Nacional Mayor de San Marcos, Programa Democracia y Transformación Global.
Escobar, A. (1995). Encountering Development. The Making and Unmaking of the Third
World. Princeton. Princeton University Press
Gamson, W.A. (1996). Talking politics. Cambridge: Cambridge University Press.
Harvey, D. (2003). The New Imperialism. Oxford: Oxford University Press
Klandermans, B. (1997). The social psychology of protest. Oxford: Blackwell.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
74
Martinez-Alier, J. (2002a). The environmentalism of the poor: a study of ecological conflicts and
valuation. Cheltenham, UK: Edward Elgar Pub.
Moncloa, A.A. (2007). NO pero SI Comunidades y Minería. Lima: CooperAcción.
Paredis, E. (2005, mei). Geprand tussen olie, reuzengarnalen en stortplaatsen. De wereldwijde strijd
voor ecologische rechtvaardigheid. De Gids op Maatschappelijk Gebied, nr. 5, p. 30-41.
Rowlands, J. (1998). A Word of the Times, but What Does it Mean? Empowerment in the Discourse
and Practice of Development. In: Afshar, H. & Maynards, M. (Eds.) (1998). Women and
Empowerment, Illustrations From the Third World. Londen: MacMillan Press. p. 11-34.
Ryan, B. (1992). Feminism and the women’s movement: Dynamics of change in social movement
ideology and activism. New York: Routledge.
Tarrow, S. (1998). Power in movement: social movements and contentious politics. Cambridge:
Cambridge University Press.
Tarrow, S. (2005). The new transnational activism. Cambridge: Cambridge University Press.
Tarrow, S. & Della Porta, D. (2005). Conclusion: Globalization, complex internationalism, and
transnational contention. In: Della Porta, D. & Tarrow, S. (Eds.). (2005). Transnational protest
and global activism. Lanham: Rowman & Littlefield. pp. 227 - 246.
UN. (2004). The concept of indigenous people. New York: UN.
Van Regenmortel, T. (2002). Empowerment en Maatzorg. Een krachtgericht psychologische kijk op
armoede. Leuven: Acco.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
75
Andere geraadpleegde literatuur
11.11.11. (2008a). Peru – Majaz: een absurde aanklacht. Geraadpleegd op 23 mei 2011 op het World
Wide Web:
http://www.11.be/11/component/one/artikel/detail/peru_majaz_absurde_aanklacht,102795
11.11.11. (2008b). Peru: aanklacht tegen milieuactivisten en lokale autoriteiten geklasseerd.
Geraadpleegd op 23 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.11.be/11/111111-in-het-
zuiden/peru/artikel/detail/detail/peru_aanklacht_tegen_milieuactivisten_lokale_autoriteiten_g
eklasseerd,103085
11.11.11. (2009). Repressie in Peru: alweer 2 doden. Geraadpleegd op 23 mei 2011 op het World
Wide Web: http://www.11.be/11/111111-in-het-
zuiden/peru/artikel/detail/detail/repressie_peru_alweer_2_doden,103368
Appadurai, A. (2001). Deep democracy: urban governmentality and the horizon of politics.
Environment & Urbanization 13 (2). p. 23-44.
Aprodeh. (n.d.). Serios peligros para los derechos humanos. Geraadpleegd op het World Wide Web
op 2 mei 2011:
http://www.aprodeh.org.pe/criminilizacion/documentos/tripticocriminilizacion.pdf
Bayard de Volo, L. (2003). Analyzing politics and change in women’s organizations. International
Feminist Journal of Politics, 5 (1), p. 92-115.
Bebbington, A. (2000) “Re-encountering development: livelihood transitions and place
transformations in the Andes” Annals of the Association of American Geographers, 90 (3). p.
495-520.
Bebbington, A. (2007b). Social movements and the politicization of chronic poverty, Development
and Change, 38(5): p. 1-27.
Bebbington, A., Bebbington, D.H., Bury, J., Lingan, J. Muñoz, J.P. & Scurrah,M. (2008). Mining and
social movements: struggles over livelihood and rural territorial development in the Andes.
World Development 36, (12). p. 2888-2905.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
76
Benford, R. & Snow, D. (2000). Framing processes and social movements: an overview and
assessment. Annual Review of Sociology, Vol. 26. p. 611-639.
Bond, P. (2007). Transcending two economies. Africanus: Journal of Development Studies 47 (2).
Burgos, Y., Coasaca, J. & Valcárcel, V. (2003, December). La globalización: análisis e impacto en el
Perú. Industrial Data: Vol. (6) 2: p. 20-26.
Business Monitor International (BMI). (2010). Peru: mijnbouw, kwartaal II – 2011. Geraadpleegd op
29 april 2011 op het World Wide Web: http://www.agentschapnl.nl/onderwerp/peru-
mijnbouw-kwartaal-ii-2011
Catapa. (2009, 20 maart). Dialoog over Rio Blanco Copper S.A. hervat in San Ignacio. Geraadpleegd op
19 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.catapa.be/nl/node/177
Catapa. (2010a). Peru: de Río blanco-case. Geraadpleegd op 11 mei 2011 op het World Wide Web:
http://www.catapa.be/en/node/14
Catapa. (2010b). Mining in Paradise? Internationale campagne ‘No-go zones for mining’. Gent:
Catapa.
Chacón, R. (2008, 16 augustus). Perú: conflictos mineros. Geraadpleegd op 14 mei 2011 op het World
Wide Web:
http://www.ciberjure.com.pe/index2.php?option=com_content&do_pdf=1&id=4269
Chiroque, J. (2010, 18 september). No quieren a las ONG en Huancabamba. La Républica.
Conklin, B. & Graham, L. (1995). The shifting middle ground: Amazonian Indians and Eco-politics.
American Anthropologist, 97 (4). p. 695-710.
Davis, G. F., Morrill, C., Rao, H., & Soule, S. A. (2008). Introduction: Social movements in organizations
and markets. Administrative Science Quarterly, 53. P. 389-394.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
77
Debruyne, P. (2008b). Duurzame ontwikkeling geprangd tussen post-politieke consensus en de
emancipatorische strijd voor ‘rechtvaardige duurzaamheid’. Lezing ‘Lerend Netwerk DO’ Brussel
20/10/2008.
De Echave, J. (2004). Dialogue processes: Evolution and stages. In: International Development
Research Centre (IDRC). (2004). Conflict, consensus and dialogue in the mining sector.
Montevideo: MPRI, IDRC. p. 4.
Defensoría del Pueblo. (2007). Los conflictos socioambientales por actividades extractivas en el Perú.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 4 mei 2011:
http://www.defensoria.gob.pe/modules/Downloads/informes/extraordinarios/inf_extraordinari
o_04_07.pdf
Defensoría del Pueblo. (2008). A cinco años de los procesos de reparación y justicia en el Perú.
Balance y desafíos de una tarea pendiente. Lima: Defensoría del Pueblo.
Defensoría del Pueblo. (2009). Decimotercer informe anual de la Defensoría Del Pueblo. Lima:
Defensoría del Pueblo.
Defensoría del Pueblo. (2011). Reporte de conflictos sociales no. 86. Lima: Defensoría del Pueblo.
De Walsche, A. (2007). De ecologie van de armen. De ecologisch-economische benadering van Joan
Martinez-Alier. Oikos 41. p. 26-35.
El Comercio. (2007, 8 mei). Defensoría del Pueblo alerta sobre 26 conflictos por actividad minera.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 5 mei 2011: http://www.business-
humanrights.org/Links/Repository/526145
El Tiempo de Piura. (2009, 25 december). Comuneros de Segunda y Cajas eligieron a nuevo
presidente. Geraadpleegd op 19 juni 2011 op het World Wide Web:
http://gua30.lamula.pe/2009/12/25/comuneros-de-segunda-y-cajas-eligieron-a-nuevo-
presidente
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
78
El Regional de Piura. (2005, 3 augustus). Comuneros se retiran de Río Blanco tras cruenta acción de
policía nacional del Perú. Geraadpleegd op het World Wide Web op 23 mei 2011:
http://www.elregionalpiura.com.pe/archivosnoticias/2005_08/agosto_03/regionales_03.htm
El Regional de Piura. (2008, 17 februari). Interponen medida cautelar contra directiva de Segunda Y
Cajas. Geraadpleegd op 25 juni 2011 op het World Wide Web:
http://www.elregionalpiura.com.pe/archivonoticias_2008/febrero_2008/febrero_17/regionales
_17b.htm
Escobar, A. (1995). Construction nature. Elements for a post-structuralist political ecology. Futures,
vol. 28, nr. 4. p. 325-343.
Expreso. (2011). SNMPE: Conflictos sociales impiden desarrollo de minería. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 24 juni 2011: http://www.perumineria.com/2011/02/17/snmpe-conflictos-
sociales-impiden-desarrollo-de-mineria/
Extractive industries review. (2003). Striking a better balance; Volume I The World Bank Group and
Extractive Industries. Geraadpleegd op het World wide web op 4 april 2011:
http://irispublic.worldbank.org/85257559006C22E9/All+Documents/85257559006C22E985256F
F6006843AB/$File/volume1english.pdf
Fierro, R. A. (2010, 5 juli). Minería: “La riqueza se va, lo pobreza se queda”. Geraadpleegd op het
World Wide Web op 6 mei 2011:
http://www.swissinfo.ch/spa/sociedad/Mineria:_La_riqueza_se_va,_la_pobreza_se_queda.html
?cid=15337918
Gambetta, R. (2009). A note of Growth and Inequality in Peru, 2003-2008. Geraadpleegd op 25 april
2011 op het World Wide Web: http://mpra.ub.uni-
muenchen.de/16986/1/MPRA_paper_16986.pdf
Gonzalez, P. (2007, 8 januari). Indiginous people and mining. Geraadpleegd op 27 april 2011 op het
World Wide Web: http://www.portofentry.com/site/root/resources/analysis/4407.html
Inei. (n.d.). Perú en cifras. Geraadpleegd op 9 mei 2011 op het World Wide Web:
http://www.inei.gob.pe/
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
79
International Development Research Centre (IDRC). (2004). Mining and Sustainable Developments
Series No. 2: Mining Royalties. Montevideo: MPRI; IDRC.
Janssens, D. (2009). Spanningen rond gepland mijnbouwdistrict in Noord-Peru eisen twee
mensenlevens. Geraadpleegd op 19 mei 2011 op het World Wide Web:
http://www.catapa.be/nl/nieuws/612
Kraemer, R., Whiteman, G.M. & Banerjee, B. (2011). Farewell to resistance: a process perspective on
social movements and identity in translocal spaces. Geraadpleegd op 20 mei 2011 op het World
Wide Web: http://www.egosnet.org/jart/prj3/egosnet/data/uploads/OS%202010/W-093.pdf
La República. (2007, 11 juni). Una mina los divide. Geraadpleegd op 27 juni 2011 op het World Wide
Web: http://www.larepublica.pe/11-06-2007/una-mina-los-divide
La Republica. (2009, 3 december). Acusan a policía por muerte de comuneros en Huancabamba.
Geraadpleegd op 21 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.larepublica.pe/03-12-
2009/acusan-policia-por-muerte-de-comuneros-en-huancabamba
Martinez-Alier, J. (2002b). The environmentalism of the poor. A report for UNRISD for the WSSD.
Geraadpleegd op 12 juli 2011 het World Wide Web:
http://www.rcade.org/secciones/comisiones/comisiones/decol/jalier.PDF
Minería online. (n.d.). Rio Blanco requerirá inversion de US$ 1,440 millones. Geraadpleegd op 11 mei
2011 op het World Wide Web:
http://www.mineriaonline.com.pe/pagedeta.asp?idtipo=3&idpage=85
Moeskops, B. (2007). Mijnbouw in Peru: op zoek naar de waarheid. Antwerpen: IPIS.
Navarro, J. (2010, 18 september). Comunidades marcan distancia de ONG “ambientalistas”. El correo
de Piura, p. 3.
Nores, J. (2010, 8 november). Concesiones mineras suben como espuma. La Républica, p. 14.
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
80
Observatorío de Conflictos Mineros en el Perú. (2007). Primer informe de conflictos en Piura.
Geraadpleegd op 15 mei 2011 op het World Wide Web:
http://www.todosobrerioblanco.com/adjuntos/PrimerInformeObservatorioConflictosPIURA.pdf
Observatorío de Conflictos Mineros en el Perú. (2009). Segundo informe de conflictos en Piura.
Geraadpleegd op 15 mei 2011 op het World Wide Web:
http://www.todosobrerioblanco.com/adjuntos/SEGUNDO_INFORME_DE_CONFLICTOS_PIURA.p
df
Observatorio de conflictos mineros en el Perú. (2011). Sétimo informe. Lima: CooperAccion; Grufide;
Fedepaz.
Orihuela, C. E. (2008). Estimating genuine investment for the Peruvian mining sector (during 1992-
2005). Turialba: Latin American and Caribbean Environmental Economics Program; nr. 6.
Peruvian Times. (2010, 11 maart). Peru Ombudsman: social conflicts total 252 in february.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 24 april 2011:
http://www.peruviantimes.com/11/peru-ombudsman-social-conflicts-total-252-in-
february/5274/
Rasmussen, S. (2002). Astroturf organizing: how corporate front groups use unwitting citizens to
advance corporate agendas. Mountain Xpress 10 (9), 15.
Rawat, R. (2005). Contemporary environmentalisms in the Indian context. Geraadpleegd op 4 juli
2011 op het World Wide Web:
https://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:VWidphM2aLIJ:prayaga.org/documents/paper-
indianenviro.pdf+jumping+of+scales+environmentalism+of+the+poor&hl=nl&gl=be&pid=bl&srci
d=ADGEESh9LbFOMcLWj7xGXrItub_YxK0UA9hptl4Am7bkAQjXKxavo1-
AXPhWK7RhvnpWbwOJmOp_Z-vg0eSUBfPyZleQvnsieFK-p1W0F9fvmtnHuNWNl3CJ-
bYWVyajqGhI0pUg1ji3&sig=AHIEtbTv-q7zB2IcW1gttBd_OjpNeNHJ2Q
Red Muqui. (n.d.). Piura: caso Huancabamba – Proyecto Rio Blanco. Geraadpleegd op 12 mei 2011 op
het World Wide Web:
http://www.muqui.org/index.php?option=com_content&view=article&id=272:piura-
caso-huancabamba-proyecto-rblanco&catid=14:observatorio-de-
conflictos&Itemid=16
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
81
Red Muqui. (2008). Resumeninformative – Piura. Geraadpleegd op 19 mei 2011 op het World Wide
Web: http://www.muqui.org/observatorio/abril_mayo2008.htm
Riveros-Cayo, J. (2011, 6 februari). Wikileaks: Kuczynski is “influential governmentally” for Peru-based
mining companies. Geraadpleegd op het World Wide Web op 19 mei 2011:
http://www.livinginperu.com/news-14032-politics-wikileaks-kuczynski-is-
a%EF%BF%BD%EF%BF%BDinfluential-government-allya%EF%BF%BD%EF%BF%BD-peru-based-
mining-companies
RPP Noticias. (2009, 2 november). Dos muertos en ataque a mina Río Blanco en Huancabamba.
Geraadpleegd op 21 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.rpp.com.pe/2009-11-02-
dos-muertos-en-ataque-a-mina-rio-blanco-en-huancabamba-noticia_219611.html
Ryckeboer, L. (2010, 24 november). No-go zones in Peru. Geraadpleegd op 23 mei 2011 op het World
Wide Web: http://www.mo.be/artikel/no-go-zones-peru
Salazar, M. (2006, 25 augustus). 'Voluntary Payment' Instead of Taxes for Mining Firms.
Geraadpleegd op 19 april 2011 op het World Wide Web:
http://ipsnews.net/news.asp?idnews=34472
Salazar, M. (2008, 27 maart). The price of mining competitiveness. Geraadpleegd op 21 april 2011 op
het World Wide Web: http://ipsnews.net/news.asp?idnews=41765
Salazar, M. (2010, 10 december). Resistance to increasing mining royalties. Geraadpleegd op 19 april
2011 op het World Wide Web: http://ipsnews.net/news.asp?idnews=53840
Tanaka, M., Huber, L., IEP, Revesz, B., Diez, A., CIPCA, Ricard X., De Echave, J. & CBC. (2007, oktober).
Minería y conflicto social. Economía y Sociedad, 65, p. 7-17.
The Guardian. (2011, 31 januari). US embassy cables: Mining companies worried about security.
Geraadpleegd op het World Wide Web op 19 mei 2011: http://www.guardian.co.uk/world/us-
embassy-cables-documents/38881
Van Buyten, F. (2010, 20 september). Mijnbouw? Neen, bedankt! Geraadpleegd op 14 mei 2011 op
het World Wide Web: http://www.mo.be/artikel/mijnbouw-neen-bedankt
¿Agro si, mina no? Golven van sociale dynamieken binnen de controverse rond het mijnbouwproject Rio Blanco in Huancabamba, Noord-Peru.
82
Willems, W. (2010). 3 jaar na het “nee”: de campagnestart in de Andes van Piura. Geraadpleegd op
15 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.mineriaenelparaiso.org/nl/node/3975
Willems, W. (2010, 10 december). De campagne in Noord-Peru: een terug- en vooruitblik.
Geraadpleegd op 15 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.catapa.be/es/node/1099
Willems, W. (2011). Mining in Paradise?: de resultaten. Geraadpleegd op 23 mei 2011 op het World
Wide Web: http://www.catapa.be/nl/nieuws/1224
Willems, W. (2011, 8 februari). Bedrijven en VS bezorgd om protest tegen Peruaanse
mijnbouwprojecten. Geraadpleegd op het World Wide Web op 17 mei 2011:
http://www.mo.be/artikel/bedrijven-en-vs-bezorgd-om-protest-tegen-peruaanse-
mijnbouwprojecten